Instrumenten en bedieningselementen
Schakelaar mistlicht
De mistlampen dienen alleen te worden gebruikt bij
een zicht van minder dan 100 meter. In helderdere
omstandigheden kunnen andere weggebruikers
worden verblind.
Mistlampen voorzijde
Om de mistlampen aan de voorzijde in te schakelen, zorgt u dat
de
START/STOP-schakelaar
in
(AAN/GEREED) staat en dat de zijlichten aanstaan. Vervolgens
draait u de schakelaar mistlicht naar positie 1.
Het symbool in het instrumentenpaneel licht op wanneer de
mistlampen aan de voorzijde zijn ingeschakeld.
Mistlampen achterzijde
Om de mistlampen aan de achterzijde in te schakelen, zorgt u
dat de START/STOP-schakelaar in de positie ON/READY
(AAN/GEREED) staat en dat de mistlampen aan de voorzijde
aanstaan. Vervolgens draait u de schakelaar mistlicht naar
positie 2. Laat de schakelaar los om deze terug te laten keren
naar positie 1. Het symbool in het instrumentenpaneel licht op
wanneer de mistlampen aan de achterzijde zijn ingeschakeld.
Gevarenlichten
Druk op de knop gevarenlichten
bedienen. Alle richtingaanwijzers knipperen dan tegelijkertijd.
Druk nogmaals op de knop om de gevarenlichten uit te
schakelen. Alle richtingaanwijzers stoppen dan met knipperen.
Raadpleeg de illustratie onder 'Hulpmiddelen bij gevaar' in het
hoofdstuk 'Informatie voor noodgevallen'.
de
positie
ON/READY
om de gevarenlichten te