Systeem voor slim grootlicht
Het systeem voor slim grootlicht dient alleen als
ondersteunende functie. De bestuurder dient de
status van de koplampen te controleren en deze in
te schakelen wanneer dit nodig is.
Bijvoorbeeld: in de volgende gevallen wordt het
grootlicht mogelijk niet automatisch uitgeschakeld
en moet er handmatig worden geschakeld tussen
grootlicht en dimlicht:
• Het zicht van de sensor wordt belemmerd
doordat de voorruit vies of beschadigd is, of
doordat er zich andere hinderende objecten op
bevinden.
• De lichten van andere voertuigen ontbreken,
zijn beschadigd, zijn (gedeeltelijk) aan het zicht
onttrokken of kunnen om andere redenen niet
worden gedetecteerd.
• De lichten van andere voertuigen worden
(gedeeltelijk) aan het zicht onttrokken door
rook, mist, sneeuw, opspattend water of
andere omstandigheden die de zichtbaarheid
beïnvloeden.
40
Instrumenten en bedieningselementen
• Wanneer voetgangers, niet-motorvoertuigen en
andere objecten zonder duidelijk licht of met
weerkaatst licht worden aangetroffen.
• Wanneer de koplampen en achterlichten van
andere
voertuigen
gedetecteerd, doordat het zicht van de sensor
wordt belemmerd door kronkelige of golvende
wegoppervlakken, zoals bochten, hellingen of
heuvels.
• Wanneer de auto op een bochtige weg of
bergachtige weg rijdt.
In
elk
van
(maar
bovengenoemde omstandigheden kan de werking
van
de
functie
slim
onderbroken. Het grootlicht moet dan handmatig
worden bediend.
Het systeem voor slim grootlicht maakt gebruik van de
frontcamera om de lichtintensiteit van tegenliggers vast te stellen.
Het grootlicht kan automatisch door het systeem worden in- of
uitgeschakeld wanneer de omgeving donker is en er geen licht
wordt gedetecteerd. U kunt de functie slim grootlicht in- of
uitschakelen via het infotainmentdisplay.
niet
kunnen
worden
niet
beperkt
tot)
de
grootlicht
worden