5. Controle en onderhoud
5.3
De installatie bijvullen met water
5.4
Ontluchting van de installatie
23
4 Open en sluit de radiatorkranen meerdere keren per jaar om deze
draaibaar te houden.
4 Reinig de buitenzijde van de warmtepomp met een vochtige doek
en een zacht reinigingsmiddel.
OPGELET
Alleen een vakman is bevoegd de binnenzijde van het
apparaat te reinigen.
T000181-B
Laat, indien nodig, het waterpeil in de verwarmingsinstallatie bijvullen
(aanbevolen hydraulische druk tussen 1.5 en 2 bar).
1. Open de kranen van alle op de installatie aangesloten radiatoren.
2. Stel de ruimtethermostaat af op een zo laag mogelijke
temperatuur.
3. Zet de warmtepomp in de modus uit/vorstvrij.
¼ Zie hoofdstuk: "Wijziging van de werkingsmodus", pagina
17.
4. Open de vulkraan .
5. Sluit de vulkraan wanneer de manometer een druk van 1,5 bar
aangeeft.
6. Zet de warmtepomp in de verwarmingsmodus.
T000181-B
¼ Zie hoofdstuk: "Wijziging van de werkingsmodus", pagina
17.
7. Als de pomp stilstaat, opnieuw aftappen en de waterdruk
completeren.
Het vullen en het ontluchten van de installatie 2 keer per
jaar zou voldoende moeten zijn om de juiste waterdruk te
krijgen. Neem contact op met uw installateur, indien u vaak
water bij moet vullen.
De eventueel in het apparaat, de leidingen of de kranen aanwezige
lucht moet verwijderd worden, om storende geluiden te voorkomen
die tijdens het verwarmen of tappen van water kunnen ontstaan.
AWHP-V220
23/04/2013 - 300026794-001-03