2.
Open lade 1 en pas de papiergeleiders aan de lengte en de breedte van het materiaal aan.
3.
Plaats het papier in lade 1 met de smalle kant naar voren en de afdrukzijde naar boven.
4.
Open de printereigenschappen (of de voorkeursinstellingen voor afdrukken in Windows 2000
en XP). Zie
instructies.
5.
Selecteer de optie voor aangepast formaat op het tabblad Papier/Kwaliteit of het tabblad
Papier (het tabblad Papiersoort/kwaliteit in bepaalde Mac-drivers). Geef de afmetingen van het
materiaal met aangepast formaat op.
6.
Druk het document af.
Zie
Handinvoer
34
Hoofdstuk 5 Afdruktaken
De Windows-printerdriver configureren
Opmerking
Niet alle printerfuncties zijn beschikbaar in alle drivers of besturingssystemen.
Raadpleeg de online-Help voor de Printereigenschappen (driver) voor informatie over de
beschikbare functies voor die driver.
om af te drukken via de handinvoer.
of
De Macintosh-printerdriver configureren
voor
NLWW