AEEA-richtlijn
Met het vuilnisbaksymbool op het product of de bijbehorende verpakking wordt aangegeven dat dit
product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval. Conform EU-richtlijn 2012/19/EU voor
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), mag dit elektrische product niet worden
afgevoerd als ongesorteerd gemeentelijk afval. Voor een correcte afvalverwerking moet dit product
worden teruggebracht naar het verkooppunt of naar het lokale gemeentelijke inzamelpunt voor
recycling. Op deze manier levert u een positieve bijdrage aan het milieu.
Operationele temperaturen van batterij
Operationele temperaturen: -20 °C tot 60 °C. Niet blootstellen aan temperaturen buiten deze
waarden.
R&TTE-richtlijn
TomTom verklaart hierbij dat de navigatiesystemen en accessoires van TomTom voldoen aan alle
essentiële vereisten en overige relevante bepalingen van de EU-richtlijn 1999/5/EG. De con-
formiteitsverklaring vind je hier: tomtom.com/legal.
FCC-informatie voor de gebruiker
HET APPARAAT VOLDOET AAN DEEL 15 VAN DE FCC-VOORSCHRIFTEN
Verklaring van de Federal Communications Commission (FCC)
Deze apparatuur geeft radiofrequente straling af en kan bij onjuist gebruik (oftewel, indien wordt
afgeweken van de instructies in deze handleiding) storing veroorzaken in de ontvangst van radio- en
televisiesignalen.
Gebruik van het apparaat is uitsluitend toegestaan onder de volgende twee voorwaarden: (1) dit
apparaat mag geen schadelijke storing veroorzaken, en (2) dit apparaat moet eventuele ontvangen
storing accepteren. Dit geldt ook voor storing die kan leiden tot een ongewenste werking.
Deze apparatuur is getest en in overeenstemming bevonden met de limieten van een digitaal
apparaat uit klasse B, conform deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn opgesteld
om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen in een woonomgeving. Deze
apparatuur genereert en maakt gebruik van radiofrequente straling en kan deze afgeven. Indien
deze apparatuur niet volgens de instructies wordt geïnstalleerd en gebruikt, kan deze schadelijke
storing van radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen garantie dat in bepaalde situaties
geen storing zal optreden. Als deze apparatuur schadelijke storing in radio- of televisieontvangst
veroorzaakt, wat kan worden vastgesteld door de apparatuur in en uit te schakelen, kan de
gebruiker proberen deze storing op één of meer van de volgende manieren op te heffen:
De ontvangstantenne verplaatsen of anders richten.
De afstand tussen de apparatuur en de ontvanger vergroten.
66