Flitssterktecorrectie en belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie toepassen
Met behulp van belichtingscorrectie kunt u zowel het onderwerp als de
achtergrond lichter of donkerder maken door opzettelijk de juiste flitsbelichting
aan te passen. Dit is handig als zich een voorwerp met een zeer hoog of laag
reflectievermogen in het beeld bevindt of als u flitsfoto's wilt aanpassen aan uw
creatieve voorkeuren.
•
Positieve correctie kan noodzakelijk zijn als de achtergrond een zeer reflecterend
oppervlak bevat. Negatieve correctie kan zijn vereist als de achtergrond donker
is of voorwerpen met een laag reflectievermogen bevat.
■
In de standen i-DDL en fl itsen met automatisch diafragma
•
Stel de belichtingscorrectie in op de camera. Raadpleeg de gebruikshandleiding
D
van de camera voor meer informatie.
■
In de standen niet-DDL automatisch fl itsen en handmatig fl itse
•
In de stand niet-DDL automatisch flitsen krijgt u de juiste belichting als u op de
SB-900 hetzelfde diafragma instelt als op de camera. Als u belichtingscorrectie wilt
toepassen, kunt u daarom het diafragma variëren dat op de camera is ingesteld,
terwijl u het ingestelde diafragma op de SB-900 handhaaft of omgekeerd.
•
In de handmatige flitsstand berekent u het juiste diafragma voor een correcte
belichting aan de hand van het richtgetal en de opnameafstand (kD-22). Gebruik
vervolgens een groter of kleiner diafragma op de camera om belichtingscorrectie
toe te passen.
•
Als richtlijn geldt dat u een groter diafragma op de camera of het objectief
instelt om het hoofdonderwerp lichter te maken en een kleiner diafragma om
het onderwerp donkerder te maken.
D–38