met afstandsprioriteit, handmatig flitsen en stroboscopisch flitsen
■
Het juiste diafragma berekenen
Bepaal het richtgetal aan de hand van de tabel met richtgetallen. Het juiste
richtgetal hangt af van de flitssterkte en de zoompositie. Bereken vervolgens het
juiste diafragma met behulp van de onderstaande vergelijking. Het juiste diafragma
hangt af van de ISO-gevoeligheid en de opnameafstand (m).
f/stop (diafragma) = richtgetal (bij ISO 100; m) × ISO-gevoeligheidsfactor ÷ opnameafstand (m)
Bijvoorbeeld, bij een ISO-gevoeligheid van 400 (of ISO-gevoeligheidsfactor 2), waarbij
de zoompositie is aangepast voor 28 mm en de flitssterkte is ingesteld op M1/1:
Uit de tabel met richtgetallen blijkt dat het richtgetal 30 (m) is.
Als de opnameafstand 4 m is, is de juiste diafragmawaarde:
30 (richtgetal bij ISO 100, m) × 2 (ISO-gevoeligheidsfactor voor ISO 400) ÷
4 (opnameafstand; m) = 15 (diafragma)
•
Stel een kleiner diafragma (groter f-getal) dan hierboven is berekend in op de camera.
■
De juiste fl itssterkte verkrijgen
Als de opnameafstand en het diafragma vaststaan, berekent u het richtgetal (bij ISO
100, m) aan de hand van de onderstaande vergelijking, op basis van de opnameafstand
en het diafragma:
Richtgetal (bij ISO 100; m) = opnameafstand (m) × diafragma (f/) ÷ ISO-gevoeligheidsfactor
Aan de hand van de tabel met richtgetallen bepaalt u een geschikte flitssterkte die overeenkomt
met het hierboven verkregen richtgetal. Vervolgens stelt u dezelfde waarde in op de SB-900.
Bijvoorbeeld, bij een opnameafstand van 6 m met een diafragma van f/8 en een ISO-
gevoeligheid van 400 (ISO-gevoeligheidsfactor 2):
6 (opnameafstand; m) × 8 (diafragmawaarde) ÷ 2 (ISO-gevoeligheidsfactor
bij ISO 400) = 24 (richtgetal bij ISO 100; m)
•
Als de zoompositie wordt aangepast tot 35 mm, stelt u de flitssterkte M1/2 in
op de SB-900. U bepaalt deze instelling door het richtgetal 24 (m) op te zoeken
in de kolom voor de zoompositie 35 mm in de tabel met richtgetallen.
•
Bij handmatig flitsen met afstandsprioriteit wordt de juiste flitssterkte
automatisch bepaald door de SB-900 op basis van de opnameafstand, het
diafragma en de ISO-gevoeligheid die zijn ingesteld.
■
De opnameafstand berekenen
Bepaal het richtgetal aan de hand van de tabel met richtgetallen. Het juiste
richtgetal hangt af van de flitssterkte en de zoompositie. Bereken vervolgens
de juiste opnameafstand met behulp van de onderstaande vergelijking. De
opnameafstand (m) hangt af van de ISO-gevoeligheid en het diafragma.
Opnameafstand (m) = richtgetal (bij ISO 100, m) × ISO-gevoeligheidsfactor ÷ 4 diafragma (f/)
D
D–23