11 Storingsdiagnose en -verhelping
Storings-
Storingstekst/Beschrijving
code
27
Koelmiddeldruk te hoog
Warmtebenuttingszijde neemt
te weinig warmte af.
De geïntegreerde hogedruk-
schakelaar is bij 30 bar (g)
geactiveerd.
De warmtepomp kan op z'n
vroegst na een wachttijd van 60
min weer starten
28
Koelmiddeldruk te laag
Brijnzijde levert te weinig
warmte.
De warmtepomp kan op z'n
vroegst na een wachttijd van 60
min weer starten
29
Koudemiddel druk buiten het
bereik
Als de storing twee keer achter
elkaar optreedt, kan de warmte-
pomp op z'n vroegst na een
wachttijd van 60 min weer star-
ten.
Tab. 11.3 Storingen met tijdelijke uitschakeling (vervolg)
110
Mogelijke oorzaak
Lucht in de CV-installatie.
Pompvermogen van de verwar-
mingspomp is verkeerd ingesteld, is
verminderd of verwarmingspomp is
defect.
Radiatorverwarming zonder open
verdeler resp. bufferboiler.
Bufferboiler, voeler VF1 en RF1 ver-
wisseld.
Te geringe volumestroom door slui-
ten van kranen in afzonderlijke ver-
trekken bij een vloerverwarming.
Kort CV-bedrijf gebeurt na elke WW-
lading als de buitentemperatuur
onder de BT-uitschakelgrens daalt!
De regeling controleert of CV-functie
nodig is.
Aanwezige vuilzeef dichtgeslibd of
verkeerd gedimensioneerd.
Afsluitkleppen gesloten.
Koelmiddeldoorstroming te gering
(b.v. thermische expansieklep TEV
verkeerd ingesteld of defect).
Lucht in het brijncircuit.
Als bij buitentemperaturen onder
-10 °C de lagedrukschakelaar geacti-
veerd wordt, wordt de vorstbeveili-
ging met 2 K verhoogd. De warmte-
pomp voert na 60 min een bijko-
mende startpoging uit. Opent de
lagedrukschakelaar opnieuw, dan
wordt deze bewerking herhaald tot
de vorstbeveiliging tot -15°C ver-
hoogd werd.
Pompvermogen van de brijnpomp is
verkeerd ingesteld, is verminderd of
brijnpomp is defect.
Niet alle vereiste afsluitkleppen zijn
geopend.
Koelmiddeldoorstroming te gering
(b.v. thermische expansieklep TEV
verkeerd ingesteld of defect).
Koelmiddeldruk te hoog of te laag,
alle hierboven genoemde oorzaken
mogelijk
Storing (27 en 28).
Maatregel voor verhelpen
> CV ontluchten.
> Pompinstelling controleren (¬ tab. 9.6
menu C10).
> Verwarmingspomp controleren, evt. vervan-
gen.
> CV-installatie controleren.
> Positie van de voelers controleren.
> CV-installatie controleren.
> Vuilzeven reinigen.
> Alle afsluitkleppen openen.
> Koelmiddelcircuit laten controleren. Fabrieks-
klantendienst op de hoogte brengen.
> Brijncircuit ontluchten.
> Ijsvlokpunt van de brijnvloeistof controleren
en evt. brijnconcentratie verhogen.
> Pompinstelling controleren (¬ tab. 9.6
menu C10).
> Brijnpomp controleren, evt. vervangen.
> Alle afsluitkleppen openen.
> Koelmiddelcircuit laten controleren. Fabrieks-
klantendienst op de hoogte brengen.
> Zie storing 27 en 28.
Installatiehandleiding geoTHERM 0020106300_02