6.2. Afkoppelen van de machine
De machine dient als volgt afgekoppeld te worden.(Zie Figuur 3):
1. Plaats de tractor en machine op een vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat de machine en tractor tijdens het afkoppelen niet kunnen verplaatsen !!
Als de machine voor langere tijd geparkeerd wordt zorg ervoor dat dit dan in een droge
omgeving is.
Zet de motor van de tractor uit voordat de machine wordt afgekoppeld !!
2. Laat de afzetpoten (5) zakken en borg deze met de bijbehorende pen.
3. Laat de machine gecontroleerd en voorzichtig op de grond zakken.
4. Verwijder de topstang (3).
5. Maak de hefarmen (4) los.
6. Start de tractor en rij weg.
Wees ervan verzekerd dat de messen niet de ondergrond of een obstakel raken tijdens
het afkoppelen om schade te voorkomen.
7. WERKDIEPTE VERSTELLEN
De werkdiepte kan worden versteld door de sloffen naast de zaaimessen te verstellen. Dit gaat als
volgt: (Zie Figuur 4)
Draai de moeren (1) een slag los en schuif de slof (2) naar de gewenste instelling.
De werkdiepte kan ingesteld worden tussen de 5 en 30 mm.
!! Verstel de sloffen van de voorste en achterste messecties naar dezelfde werkdiepte.
Figuur 4
12