Om het aanzuigen van verontreinigingen te voorkomen, vooral bij het doseren van vloeistoffen met zwevende
deeltjes, mag niet vanaf de bodem van de tank worden aangezogen, maar moet het aanzuigpunt worden ver-
hoogt naar 10 cm van de bodem (zie afbeelding 5-A hierboven).
Afbeelding 6 illustreert enkele voorbeelden van de installatie van het aanzuigfilter.
Afbeelding 6 ONJUISTE INSTALLATIE
Onjuist
6-A
Onjuist
6-B
8.3.1 Kalibratiecilinder (Calibration pot)
Hiermee kan de toestand van de kleppen worden beoordeeld en het werkelijke debiet van de pomp worden
gecontroleerd onder de werkelijke bedrijfsomstandigheden en vooral tijdens de normale werking van het sys-
teem, zonder dat het doseerproces wordt onderbroken. Het wordt geïnstalleerd op de aanzuigleiding, als af-
leiding tussen de tank en de doseerpomp (zie afbeelding 10). Het is geen onmisbaar accessoire, maar het is
zeer nuttig, vooral in de volgende gevallen: dosering van gevaarlijke vloeistoffen; geen membraan van de dem-
per op de toevoer; moeite met het controleren van het werkelijke debiet van de pomp op de toevoerleiding.
8.4
TOEVOERLEIDING
Vermijd het aansluiten van de toevoerleiding, of het installeren van accessoires, direct boven de
pomp.
De configuratie van de toevoerleiding moet zodanig worden gekozen dat het afhevelingsverschijnsel waarbij
een spontane en ongecontroleerde overbrenging van de aanzuigtank naar de bestemmingstank via de pomp
plaatsvindt, wordt vermeden, zonder dat het debiet op enigerlei wijze kan worden geregeld.
Om dit fenomeen te voorkomen, installeert u een tegendrukklep op de toevoerleiding; of verhoogt u de lei-
ding. De toevoerdruk moet ten minste 0,3 bar hoger zijn dan de aanzuigdruk (0,5 bar bij kleine debieten).
Volg voor het traject van de toevoerleiding de instructies in afbeelding 7.
Afbeelding 7ONJUISTE INSTALLATIE
Onjuist
Afheveling en oncontroleer-
baar debiet
7-A
Bestand: UT-5600
JUISTE INSTALLATIE
JUISTE INSTALLATIE
Juist
Juist
Juist
Pagina 16 van 41