Na de toevoeraansluiting van de pomp is het raadzaam een dwarsverbinding te gebruiken, zowel om de de-
montage van de pomp te vergemakkelijken als om (ook in een later stadium) de installatie van een manome-
ter, veiligheidsklep, pulsatiedemper (membraan) mogelijk te maken.
Controleer altijd de perfecte dichtheid van de fittingen en flenzen van de leidingen, met name in
het aanzuiggedeelte.
De inlaatlucht voorkomt dat de pomp start.
De procesvloeistof moet vrij zijn van onzuiverheden en ongewenste vaste resten (lasresten, aarde
of dergelijke). Spoel daarom de systeemleidingen door voordat u ze aansluit op de pompaansluitin-
gen.
8.1.3 Aansluiting van de motor op het lichtnet
De bedienings- en onderhoudsinstructies voor de geïnstalleerde elektromotor worden altijd met de doseer-
pomp meegeleverd.
Daarnaast worden voor ATEX-pompen ook de veiligheidsinstructies, de certificering en de ATEX-conformiteits-
verklaring verstrekt.
Voordat u de elektrische aansluitingen maakt, moet u ervoor zorgen dat de spanning van het
stroomvoorzieningsnetwerk overeenkomt met de spanning die op het gegevensplaatje van de mo-
tor is aangegeven. Raadpleeg de instructies van de motor en volg de aanwijzingen.
Wanneer kabelinvoer gebeurt door middel een wartel, moet deze correct worden gekozen in relatie tot het
type systeem en het gebruikte type kabel.
De kabelwartel moet volledig worden aangedraaid zodat de afdichtingsringen de nodige druk bereiken:
-
om de overdracht van mechanische spanningen op de motorklemmen te voorkomen
-
om de mechanische bescherming (IP-graad) van de aansluitdoos te waarborgen
Maak de aardverbinding altijd met behulp van de juiste aardingsklem (herkenbaar aan het speciale
symbool dat links wordt weergegeven) in het aansluitblok.
8.2
AANSLUITEN VAN DE AANZUIGLEIDING
Voor een goede werking van de pomp is het van essentieel belang dat de aanzuigleiding correct is aangesloten.
Voor bovengrondse installaties moet de inwendige diameter van de aanzuigleiding worden gekozen op basis
van het debiet van de pomp. Voor de diameterwaarden wordt verwezen naar de aansluitkolom in de tabel in
hoofdstuk 6.3.
Installeer de pomp in de regel altijd ondergronds en let in het bijzonder op de maat en ontwikkeling
van de aanzuigleiding.
8.2.1 Traject van de aanzuigleiding
De lengte van de aanzuigleiding moet zo kort mogelijk zijn.
Voor bovengrondse installaties mogen de volgende lengtes niet worden overschreden:
-
Verticaal traject 1,5 m
-
Som van verticaal en horizontaal traject 2,5 m
Volg voor het traject van de aanzuigleiding de instructies in
Afbeelding 5ONJUISTE INSTALLATIE
Onjuist
Gevaar voor verstop-
ping van de pompklep-
pen
5-A
Bestand: UT-5600
afbeelding 5.
JUISTE INSTALLATIE
Juist
Pagina 13 van 41