Instellen van maaihoogte, parallelliteit en
gronddruk
Wanneer een nieuw maaielement wordt gemonteerd is
het nodig de hoogte, parallelliteit en gronddruk af te
stellen.
Het afstellen moet u doen in de genoemde volgorde.
Uitgangspositie:
•
Controleer de luchtdruk van de banden 60 kPa/
0,6 bar/9 PSI.
•
Het maaielement moet uitgeklapt zijn op een vlakke
ondergrond.
•
De hendel voor de hoogteinstelling moet op de
laagste maaihoogte staan.
Maaihoogte
1.
Maak de moer op de hendel voor de hoogteinstel-
ling los.
2.
Meet de afstand tussen de ondergrond en de rand
van het element, aan de voorkant van de kap.
De afstand tussen de voorrand en de ondergrond
moet 35 mm zijn.
3.
Zet de moer vast.
4.
Controleer de parallelliteit en stel eventueel af.
5.
Controleer de gronddruk van het maaielement en
stel eventueel af volgens "Gronddruk" op
bladzijde 47.
6.
Monteer de frontkap.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Wanneer u het maaielement vervangt moet de
afstelling van parallelliteit en hoogte opnieuw
gedaan worden.
Parallelliteit
1.
Maak de twee moeren op de stang los.
2.
Meet de afstand tussen de ondergrond en de rand
van het element, aan de voor- en de achterkant
van de kap.
3.
Zet een sleutel op de afschuining midden op de
stang en schroef zo dat de achterkant van het
maaielement 2-4 mm hoger komt te liggen dan de
voorkant van het element.
4.
Meet dit na.
5.
Draai daarna de twee moeren op de stang vast.
46
Nederlands-
ONDERHOUD
8009-028 8009-556
8009-027
8009-026