OPmERkING
Het menu Gaskalibratie geldt zowel voor de nulkalibratie als voor de
bereikkalibratie.
3. Sluit de stroomadapter (met behulp van een van beide gaspijpen) aan op
de geregelde cilinder die een gekende concentratie van het doelgas bevat
bij ongeveer het sensoralarmpunt (bijv. 50% LEL methaan in lucht).
WAARSCHUWING
Omdat bepaalde testgassen gevaarlijk kunnen zijn, moet de uitgang van de
stroomadapter uitmonden in een veilige zone.
4. Volg de procedure in deel 3.2.1 van de technische handleiding van de
XNX Universal Transmitter voor de nul- en bereikkalibratie.
5. Presenteer het doelgas aan de sensor. Laat het gas met een snelheid van
0,5 l/m ± 0,2 l/m door de stroomadapter stromen.
OPmERkING:
De sensoren moeten worden gekalibreerd bij concentraties die representatief
zijn voor de te meten concentraties. Het is altijd aan te bevelen de sensor te
kalibreren met het doelgas dat de sensor zal moeten detecteren.
AANDACHTSPUNT
Als de gebruiker een sensor met een ander gas kalibreert, berust de verantwoordelijkheid
voor het identificeren en het registreren van de kalibratie bij de gebruiker. Raadpleeg
altijd de lokale voorschriften.
6. Zorg ervoor dat de sensor en zijn omgeving vrij zijn van alle resten
kalibratiegas voordat u verder gaat. Op die manier worden foutieve
alarmen vermeden. Als de kalibratie op een of ander punt mislukt, gooit u
de cartridge weg en plaatst u een nieuwe cartridge.
7. Verwijder de testapparatuur, zet de weerbestendige kap weer op de sensor
(indien verwijderd) en stel het systeem weer in voor normale werking.
MPD bedieningshandleiding
Figuur 11. MPD met stroomadapter
21