4� Onderhoud
4�1 Algemeen
Het onderhoud bestaat uit het reinigen van de sensor en de accessoires, het
vervangen van de pakking en de hydrofobe beschermer en de begassing van de
sensor bij het testen van het systeem.
AANDACHTSPUNTEN
•
De gevoeligheid van katalytische sensoren wordt beïnvloed door siliconeverbindin-
gen. Stel sensoren niet bloot aan siliconen of op silicone gebaseerde producten.
•
Wanneer een sensor of sensorinstallatie uit elkaar wordt genomen door
onbevoegde technici, vervalt de certificatie.
Bij blootstelling aan vervuiling of langdurige blootstelling aan hoge gasconcentraties,
moet de sensor gedurende 24 uur in een schone omgeving werken en daarna
opnieuw worden gekalibreerd.
OPmERkING
Als de sensor defect is of niet kan worden gekalibreerd, moet de
sensorcartridge worden vervangen.
Neem bij het weggooien van apparatuur altijd de geldende lokale
voorschriften voor afvalverwijdering in acht. Voor meer informatie over het
weggooien van sensoren neemt u contact op met uw HA-vertegenwoordiger.
4�2 Reinigen
De sensor en de accessoires kunnen worden gereinigd met methanol van industriële
kwaliteit, op voorwaarde dat de nodige veiligheidsmaatregelen zijn voorzien voor
het omgaan met dit oplosmiddel.
4�3 De sensorcel vervangen
Gebruik figuur 8 voor instructies en volg de onderstaande procedure:
1. Ga na of het label op de nieuwe sensorcel van het juiste gastype is.
2. Schakel de stroomtoevoer vanaf de zender uit.
3. Draai de weerbestendige kap los (indien aanwezig), draai de borgschroef
van de houder los en draai de sensorhouder uit.
4. Verwijder de oude sensorcel door te trekken zonder te draaien.
5. Vervangende cartridges dichten af tegen een O-ring in de sensorhouder.
Controleer of de beschreven O-ring op zijn plaats zit, voordat u het toestel
weer assembleert.
6. Schuif de nieuwe cel in het MPD-element, waarbij u erop let dat de lip uitgelijnd
is ten opzichte van de uitlijnsleuf, waarna u de cel stevig in het element duwt.
7. Plaats de sensorhouder terug, draai vast tot de zeskant gelijk komt met
het element van de sensor.
8. Draai de borgschroef vast en zet de weerbestendige kap terug (indien
aanwezig).
9. Kalibreer de detector opnieuw door de procedure in hoofdstuk 7 te volgen.
MPD bedieningshandleiding
17