2�4 Bedrading
OPmERkING:
Om de EMC-integriteit in stand te houden, moet de bedrading worden
afgeschermd met een afscherming of door de bedrading door een leiding
of pijp te voeren. De afscherming moet 90% dekking bieden.
De MPD-sensor moet worden bediend via een transmitter met een voedingstoevoer
van Klasse 2.
Voor sensorinstallaties op afstand, moet de weerstand van de draad in overweging
genomen worden voor de sensorinterface, om voor een goede werking te zorgen.
Voor XNX mogen de volgende waarden niet worden overschreden:
Metrische draadmeter
AWG
24
22
20
18
16
* De frequentie van de nulkalibratie kan toenemen door wijzigingen van de draadweerstand bij
verschillende temperaturen.
2�4 Kabelaansluitingen
De sensor wordt aangesloten met drie draden:
Een 3-weg klemmenblok is voorzien in de klembehuizing voor de aansluiting op
de regeleenheid. Indien nodig zijn aardingsmogelijkheden voorzien.
OPmERkING
De zwarte en rode draden van de MPD worden niet gebruikt bij de XNX
mV persoonlijkheidskaart. Zorg ervoor dat ze goed van de stroomvoerende
aansluitingen worden geïsoleerd. NIET DOORKNIPPEN.
14
MPD CB1-sensoren
(mm
)
(afstand in meter)
2
0,25
0,5
1,0
Aansluitingen
Gevoelig
Niet-gevoelig
Gemeenschappelijk
MPD IC1-, IV1- en IF1-sensoren
12 (47 ft.)
20 (65 ft.)
30 (97 ft.)
50 (162 ft.)
80 (260 ft.)*
Kleurcode
(S)
Bruin
(NS)
Blauw
(01)
(afstand in meter)
30 (97 ft.)
50 (162 ft.)
80 (260 ft.)
120 (390 ft.)*
200 (650 ft.)*
Wit
MPD bedieningshandleiding