De volgende instelfuncties zijn mogelijk:
Afhankelijk van het ingestelde accutype (LiPo, LiIo, LiFe, LiHV, NiMH, NiCd, Pb) staan er verschillende
instelfuncties ter beschikking. Bij lithium-accu's bestaan er bijvoorbeeld instelfuncties waarmee u de
laadeindspanning per cel kunt instellen.
Stel daarom altijd eerst het accutype in en pas daarna de andere gegevens, zodat de lader de passende
instelfuncties kan aanbieden.
Accutype
BATT TYPE
LiPo
Selecteer hier het accutype "LiPo", "LiIo", "LiFe", "LiHV", "NiMH", "NiCd" of "Pb".
Zoals hierboven reeds beschreven, moet deze selectie eerst worden uitgevoerd, omdat dan de passende
instelfuncties worden weergegeven.
Accuspanning
BATT VOLTAGE
7,4V(2S)
Afhankelijk van het ingestelde accutype kan hier de accuspanning worden ingesteld.
Er kan echter geen willekeurige spanning worden ingesteld, maar de stapinterval is afhankelijk van de
nominale spanning van een afzonderlijke cel van het betreffende accutype, zie hoofdstuk 7.
Bij LiPo-accu's bijvoorbeeld bedraagt de nominale spanning van een cel 3,7 V; zodoende kan de accus-
panning ook alleen in stappen van 3,7 V worden ingesteld (3,7 V, 7,4 V, 11,1 V, enz.).
Laadstroom
CHARGE CURRENT
Stel hier de gewenste laadstroom in. Deze moet overeenkomstig de gebruikte accu worden gekozen.
Houd er rekening mee dat het laadvermogen van de lader (max. 60 W) de maximaal mogelijke laadstroom
beperkt, zie ook hoofdstuk 9. d).
Ontlaadstroom
DISCHG CURRENT
Stel hier de gewenste ontlaadstroom in. Deze moet overeenkomstig de gebruikte accu worden gekozen.
Houd er rekening mee dat het ontlaadvermogen van de lader (max. 5 W) de maximaal mogelijke ontlaad-
stroom beperkt, zie ook hoofdstuk 9. d).
34
2,0A
1,0A