De modus spectrale gepulseerde doppler gebruiken
• De radiale scanlijn aanpassen door op het verplaatsingspunt te tikken en dit te verslepen:
• De doorloopsnelheid van de M-modusweergave wijzigen door het besturingselement Fast/Slow (Snel/Langzaam)
midden op het scherm aan te raken
• De Diepte en Gain afstellen
• Tijds-, afstands- en hartfrequentiemetingen uitvoeren in de weergave
De M-modus openen
1. Selecteer uw gewenste voorinstelling en beeldvormingsgebied. Merk op dat beeldvorming begint in B-modus.
2. Selecteer Acties onder in het beeldvormingsscherm.
3. Selecteer M-modus onder Modi.
De modus spectrale gepulseerde doppler gebruiken
Spectrale gepulseerde doppler (gepulseerde doppler) is een kwantitatieve modus die metingen van de
bloedflowsnelheid in de tijd grafisch weergeeft.
Bij gebruik van gepulseerde doppler kunt u:
• De positie van het interessegebied weergeven en aanpassen door de poort ingedrukt te houden en te verslepen.
• De hoekcorrectie weergeven en aanpassen door de witte meetpasserpunt ingedrukt te houden en te verslepen.
• Wisselen tussen live gepulseerde-dopplermodus en live B-modus via de knop Spectrum starten/B-modus
bijwerken.
• Gain van het spectrale spoor aanpassen door de vinger naar links en rechts over het spoor te slepen terwijl het
spoor live is.
• De schaal aanpassen om het beeld te optimaliseren voor hoge of lage flow door het besturingselement Lage
flow/Hoge flow in het midden van het scherm aan te raken. Het besturingselement definieert uw huidige status.
• De schuifsnelheid van het spectrale dopplerspoor aanpassen door het besturingselement Langzaam schuiven/
Snel schuiven in het midden van het scherm aan te raken. Het besturingselement definieert uw huidige status.
U kunt gain en diepte van het referentiebeeld van de B-modus aanpassen door de pulserende-dopplermodus te
verlaten en het beeld te optimaliseren in B-modus, kleurendopplermodus of powerdopplermodus.
Het interessegebied plaatsen
1.
Versleep de poort voor het interessegebied (het vierkante gebied in het midden van de pijl) naar de gewenste
locatie binnen het betreffende vat.
2.
Lijn na het plaatsen de richting van de pijl uit met de richting van de flow. Laat de pijl craniaal wijzen als de flow
in het vat craniaal is. Zie hieronder een voorbeeld van een correct uitgelijnde flow in de arteria carotis (links) en
de vena jugularis interna (rechts).
Modi gebruiken
30