7.2 Referentieweegschaal justeren — modellen CFS 50K-3
De weegschaal aanzetten en tijdens de zelfdiagnose de
toets
drukken.
Met de cijfertoetsen het wachtwoord invoeren:
Het standaardwachtwoord ―0000‖ invoeren.
Met de toets
Bij toepassing als een telsysteem dienen zowel de
kwantiteits- als ook de referentieweegschaal te worden
gejusteerd. Het justeerproces dient voor beide
weegschalen te worden uitgevoerd.
Met de toets
kiezen. Het afgelezen symbool [] duidt de actieve
weegschaal aan.
Met de toets
Indien nodig bij de nulaanduiding van de weegschaal met
de toets
de weegeenheid [kg of lb] kiezen met
welke het justeren dient te worden uitgevoerd. Het
afgelezen symbool [] duidt de actuele weegeenheid
aan.
Met de toets
Op het weegschaalplateau mogen zich geen voorwerpen
bevinden. Na succesvolle stabilisatiecontrole de toets
drukken.
Het vereiste kalibratiegewicht voorzichtig in het midden
van het weegschaalplateau plaatsen en met de toets
bevestigen.
Na succesvol justeren wordt de weegschaal
zelfgediagnosticeerd. Tijdens de zelfdiagnose het
kalibratiegewicht afnemen, de weegschaal wordt
automatisch terug naar de weegmodus omgeschakeld.
Ingeval van een justeerfout of een foutief
kalibratiegewicht verschijnt een foutmelding
(
CFS/CCS-BA-nl-1220
Bediening
de ingevoerde gegevens bevestigen.
de referentieweegschaal (―LoCAL‖)
bevestigen.
bevestigen.
), het justeerproces herhalen.
Aanduiding
27