7 Justeren
Omdat de waarde van de valversnelling niet op elke plek op aarde gelijk is, dient
elke weegschaal aangepast te worden - conform de weegregel voortvloeiende uit
regels van natuurkunde - aan de valversnelling op de plaats van installatie van de
weegschaal (enkel indien de weegschaal niet eerder in fabriek is gejusteerd op de
plaats van installatie). Een dergelijk justeerproces dient men uit te voeren bij eerste
ingebruikname, na elke wijziging van locatie van de weegschaal als ook bij
temperatuurschommelingen van de omgeving. Om nauwkeurige meetwaarden te
bereiken is het aanbevolen om aanvullend cyclisch de weegschaal te justeren ook
in de weegmodus.
Handelingen tijdens justeren:
Voor stabiele omgevingsomstandigheden zorgen. Vereiste opwarmingstijd
verzekeren (zie hoofdstuk 1) voor de stabilisatie van de weegschaal. Op het
weegschaalplateau mogen zich geen voorwerpen bevinden.
Informatie betreffende de kalibratiegewichten kunnen op internet worden
gezocht onder:
http://www.kern-sohn.com
Om fouten tijdens bepaling van het aantal stuks te voorkomen dienen beide
weegschalen te worden gejusteerd met gebruik van dezelfde waarde van de
valversnelling.
Door niet opvolgen van deze aanbeveling ontstaan er fouten in het optellen!
7.1 Referentieweegschaal justeren — modellen CFS 3K-5, CFS 6K0.1, CFS
15K0.2, CFS 30K0.5
De weegschaal aanzetten en tijdens de zelfdiagnose
de toets
drukken.
Met de cijfertoetsen het wachtwoord invoeren:
Het standaardwachtwoord ―0000‖ invoeren.
Met de toets
bevestigen.
Bij toepassing als een telsysteem dienen zowel de
kwantiteits- als ook de referentieweegschaal te
worden gejusteerd. Het justeerproces dient voor
beide weegschalen te worden uitgevoerd.
Met de toets
referentieweegschaal kiezen. Het afgelezen
symbool [] duidt de actieve weegschaal aan.
Met de toets
CFS/CCS-BA-nl-1220
Bediening
de ingevoerde gegevens
de kwantiteitsweegschaal of de
bevestigen.
Aanduiding
25