14.4
CONTACTTHERMOSTAAT IN DE BRANDSTOFVOORRAADBAK
Als de temperatuur de ingestelde veiligheidswaarde overschrijdt, wordt de werking van de ketel onmiddellijk
gestopt.
14.5
ELEKTRISCHE BEVEILIGING
De ketel wordt door een hoofdzekering beveiligd tegen sterke stroomschommelingen. Deze zekering bevindt
zich in het voedingspaneeltje op de achterkant van de ketel. Er zijn andere zekeringen voor de beveiliging van
de elektronische kaarten op deze kaarten zelf gesitueerd.
14.6
ROOKGASVENTILATOR
Als de ventilator stopt, blokkeert de elektronische kaart onmiddellijk de pellettoevoer en wordt een alarmbericht
weergegeven.
14.7
REDUCTIEMOTOR
Als de reductiemotor stopt met werken, blijft de ketel functioneren tot de vlam door gebrek aan brandstof
uitgaat en het minimum koelniveau wordt bereikt.
14.8
TIJDELIJKE SPANNINGSONDERBREKING
Als de elektrische spanning korter dan 10" uitvalt, keert de kachel terug naar de vorige werkstatus; duurt de
onderbreking langer, dan wordt een cyclus van koeling/herinschakeling uitgevoerd.
14.9
GEEN ONTSTEKING
Als er bij de ontsteking geen vlam ontstaat, komt de ketel op de alarmstand te staan.
14.10
BLACKOUT MET INGESCHAKELDE KACHEL
Bij afwezigheid van netspanning (BLACKOUT) gedraagt de kachel zich als volgt:
• Blackout korter dan 10": de in uitvoering zijnde werking wordt hervat;
• Indien een verlies van voeding optreedt dat langer dan 10" duurt, met ingeschakelde kachel, of tijdens de
inschakelfase, dan zal de kachel wanneer de voeding weer hervat wordt, de vorige werkwijze aannemen
door uitvoering van de volgende procedure:
1)
Voert een maximale koeling fase;
2)
Voert verlichting.
Tijdens fase 1 toont het paneel ON BLACK OUT.
Tijdens fase 2 toont het paneel Inschakeling.
Als de kachel tijdens fase 1 opdrachten van het paneel ontvangt die door de gebruiker manueel verstrekt zijn,
eindigt de kachel met het uitvoeren van de resetfase wegens een blackout en gaat over tot inschakeling of
uitschakeling, al naargelang de verstrekte opdracht.
14.11
SIGNALERING ALARMEN
Wanneer zich een andere dan de bedoelde werksituatie voor de gewone werking van de kachel voordoet,
treedt een alarmsituatie op.
Het bedieningspaneel geeft aanwijzingen over het huidige alarm.
SIGNALERING
TYPE PROBLEEM
PANEEL
Mislukte ontsteking van het vuur.
A01
A02
Abnormaal doven van het vuur.
KRISS
- TECNA
- EVO
- ELISE
3
3
3
- SHELL
- GLASS - VERVE AIRTIGHT
3
3
OPLOSSING
Controleer de reiniging van de vuurpot / het niveau
van de pellets in de voorraadbak.
Het niveau van de pellets in de tank controleren.
Controleren of de vuurpot correct in zijn zitting is
geplaatst en geen afzettingen of onverbrande resten
aanwezig zijn.
Controleer of het deksel van de pellets en de deur
van de haard correct zijn gesloten.
Schoorsteenpijp verstopt
Controleer het niveau van de pellets in de
voorraadbak.
NL
35