WERKING MET STOOKOLIE
Pomp
De toevoerdruk moet conform de tabel op pag. 32 zijn.
De onderdruk moet lager zijn dan 0,45 bar.
Er mag geen lawaai zijn.
Indien de druk niet stabiel is of de pomp lawaaierig is, ontkoppel
dan de flexibele leiding van de filter en zuig brandstof aan uit een
tank die zich nabij de brander bevindt. Op die manier kunt u vast-
stellen of de afwijking te wijten is aan de aanzuigleiding of aan de
pomp.
Als de oorzaak van de problemen bij de aanzuigleiding ligt, con-
troleer dan of de filter niet vuil is en of er geen lucht binnenkomt
in de leiding.
Filters (Afb. 48)
Controleer de filtertrommels op de leiding 1) en de verstuiver 2)
op de installatie.
Voer indien nodig de reiniging of de vervanging uit.
Als in de pomp roest of andere onzuiverheden aanwezig zijn,
moet het water en andere eventuele onzuiverheden van de bo-
dem van de tank uitgezogen worden met een afzonderlijke pomp.
D2012
Verstuivers
Er wordt aanbevolen de mondstukken jaarlijks te vervangen,
tijdens het periodieke onderhoud.
Reinig de opening van de verstuivers niet.
Flexibele leidingen
Controleer of ze in goede staat zijn.
7.3
Opening van de brander
Onderbreek de stroomtoevoer naar de bran-
der.
GEVAAR
7.4
Sluiting van de brander
Voer voor de hermontage de bovenstaande werkzaamheden in
de omgekeerde volgorde uit, zodat alle onderdelen van de bran-
der zich weer op de originele positie bevinden.
Hermonteer de kap en alle veiligheids- en be-
schermingssystemen van de brander nadat de
handelingen van het onderhoud, de reiniging en
de controle werden uitgevoerd.
Onderhoud
Tank
Zuig ongeveer elke 5 jaar met een afzonderlijke pomp het water
op de bodem van de tank uit.
Verbranding
Als de waarden van verbranding, gemeten bij het begin van de
werkzaamheid, niet voldoen aan de van kracht zijnde normen, of in
ieder geval niet de waarden van een goede verbranding zijn, raad-
pleeg dan onderstaande tabel en neem indien nodig contact op met
de Technisch Hulpdienst om de nodige regelingen uit te voeren.
EN 267
CO
max. theoretisch
2
0 % O
2
15,2
Gaslekken
Controleer of er geen gaslekken zijn op de leiding gasmeter-
brander.
Gasfilter
Vervang de gasfilter wanneer hij vuil is.
Verbranding
Als de waarden van verbranding, gemeten bij het begin van de
werkzaamheid, niet voldoen aan de van kracht zijnde normen, of
in ieder geval niet de waarden van een goede verbranding zijn,
raadpleeg dan onderstaande tabel en neem indien nodig contact
op met de Technisch Hulpdienst om de nodige regelingen uit te
voeren.
EN 676
Afb. 48
CO
2
GAS
theoretisch
0 % O
G 20
11,7
G 25
11,5
G 30
14,0
G 31
13,7
Zie paragraaf "Toegang tot de binnenkant van de kop" op
pag. 24.
7.4.1
Controle van de druk van de lucht en het gas
in de branderkop
Om deze handeling uit te voeren, moet een manometer gebruikt
worden voor de meting van de lucht- en de gasdruk op de bran-
derkop, zoals is aangeduid in Afb. 38.
59
NL
Teveel aan lucht
Max. vermogen
1,2
IJking CO
%
2
= 1,2
= 1,3
12,6
11,5
WERKING MET GAS
Teveel aan lucht
Max. vermogen
1,2
Ijking
max.
CO
%
2
2
= 1,2
= 1,3
9,7
9,0
9,5
8,8
11,6
10,7
11,4
10,5
Min. vermogen
1,3
CO
mg/kWu
100
Min. vermogen
1,3
CO
mg/kWu
100
100
100
100
20081829