6.4
Regelingen vóór de ontsteking (gas)
De regeling van de branderkop werd al beschreven in de para-
graaf "Afstelling van de branderkop" op pag. 25.
Andere nog uit te voeren afstellingen zijn:
Het openen van de manuele ventielen die vóór de gasstraat
geplaatst zijn.
Stel de minimumgasdrukschakelaar af op het schaalbegin.
Stel de maximumgasdrukschakelaar af op het schaaleinde.
Regel de luchtdrukschakelaar indien noodzakelijk (die eer-
der werd geregeld voor de werking met stookolie).
Regel de drukschakelaar voor de dichtingscontrole (kit PVP)
(Afb. 41) volgens de aanwijzingen die bij de kit zelf worden
geleverd.
Ontlucht de gasleiding.
Het wordt aangeraden om de ontsnapte lucht met een plastic
leiding buiten het gebouw te brengen tot men het gas ruikt.
Monteer een U-vormige manometer of een manometer van
het differentiële type (Afb. 34) met koppeling (+) op de gas-
druk van de mof en (-) in de verbrandingskamer.
Dit dient om het maximumvermogen van de brander bij
benadering te meten door middel van Tab. N.
Sluit in een parallelschakeling met de twee elektromagnetische
gaskleppen twee lampjes of testers aan om het juiste moment
te zien waarop ze onder spanning komen. Deze handeling is
niet nodig als beide elektromagnetische kleppen voorzien zijn
van een controlelampje dat de elektrische spanning aangeeft.
6.5
Start brander (gas)
Sluit de afstandsbedieningen, en stel de keuzeschakelaar
1)(Afb. 33) in positie "ON".
Stel de keuzeschakelaar 27)(Afb. 5) in de positie "GAS" om de
brandstof 'gas' te selecteren.
Controleer of de lampjes of de testers aangesloten op de elektro-
magnetische kleppen, of de controlelampjes op de elektromag-
netische kleppen zelf afwezigheid van spanning aangeven.
Geven deze spanning aan, stop dan de brander onmiddellijk en
controleer de elektrische verbindingen.
Bij de sluiting van de limietthermostaat (TL) begint de brander de
startcyclus.
6.6
Ontsteking van de brander
Nadat de eerder beschreven procedure is uitgevoerd, zou de
brander ingeschakeld moeten zijn.
Indien de motor start, maar de vlam verschijnt niet en de brander
wordt vergrendeld, moet ontgrendeld worden en moet gewacht
worden op een nieuwe poging om te starten.
In geval de brander niet wordt ingeschakeld, is het mogelijk dat
het gas de verbrandingskop niet bereikt binnen de veiligheidstijd
van 3 s; dus moet het gasvermogen bij de ontsteking worden ver-
groot.
De U-vormige manometer geeft aan wanneer het gas de mof be-
reikt (Afb. 34).
In geval de brander nog wordt vergrendeld, wordt verwezen naar
het hoofdstuk "Problemen - Oorzaken - Oplossingen" op pag. 60.
Indien de brander uitvalt, mag deze niet meer dan
twee maal achtereenvolgens ontgrendeld worden
om schade aan de installatie te vermijden. Als de
brander de derde maal vergrendeld wordt, moet
OPGELET
de assistentiedienst gecontacteerd worden.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Voordat de brander wordt aangeschakeld, wordt
aanbevolen de gasstraat zodanig af te stellen dat
de ontsteking plaatsvindt in optimale veiligheids-
omstandigheden en dus met een zeer zwak gas-
VOORZICHTIG
debiet.
20095479
Indien de brander nog wordt vergrendeld of ande-
re defecten vertoont, mogen de ingrepen uitslui-
tend uitgevoerd worden door bevoegd verklaard
en gespecialiseerd personeel, volgens de aandui-
GEVAAR
dingen in deze aanwijzingen en in overeenstem-
ming met de normen en de wetsbepalingen.
Na de ontsteking moet de brander volledig afgesteld worden.
35
NL
Afb. 34
20081829