8 - WATERAANSLUITINGEN
Raadpleeg bij het aansluiten van de units op de waterdistributie-
leidingen, de officiële maatschetsen die bij de unit zijn geleverd,
voor de afmetingen en positie van de aansluitingen van de
waterintrede en -uittrede van de warmtewisselaars.
Als er optionele Metalen beschermroosters als Pompoptie aanwezig
zijn, is het noodzakelijk om een roosteruitsparing te maken voor de
wateraansluiting. Deze handeling valt onder de verantwoordelijkheid
van de installateur.
De leidingen mogen beslist geen radiale of axiale krachten of
trillingen overbrengen op de warmtewisselaar.
Het water moet geanalyseerd zijn en het circuit moet een voorziening
bevatten voor een eventueel vereiste waterzuivering: filters,
additieven, tussenwisselaars, aftapkranen, ontluchters,
afsluitkleppen, enz. afhankelijk van de resultaten van de analyse,
om corrosie te voorkomen (bijv. schade aan het oppervlak van de
buizen door verontreinigingen in de vloeistof), aanslag en
beschadiging van de pompwand.
Controleer vóór de inbedrijfstelling of het warmteoverdrachtmedium
geschikt is voor de materialen en de coating van het watercircuit.
Controleer, bij toevoeging van additieven of andere vloeistoffen
anders dan die door de fabrikant worden aanbevolen, dat de
vloeistoffen niet als gassen worden beschouwd, en dat ze behoren
tot klasse 2, zoals gedefinieerd in richtlijn 2014/68/EU.
Voorschriften van de fabrikant inzake warmteoverdrachtmedia:
■ Sulfaationen (SO
) kunnen putcorrosie veroorzaken als hun
2-
4
concentratie hoger is dan 30 mg/l.
■ Geen fluorionen (<0,1 ppm).
■ Geen Fe
- en Fe
-ionen als er een niet-verwaarloosbare
2+
3+
hoeveelheid opgeloste zuurstof is. Opgelost ijzer < 5 ppm met
opgeloste zuurstof < 5 ppm.
■ Opgeloste silicone: silicone is een zuurelement van water en kan
ook tot corrosie leiden. Gehalte < 1 mg/l.
■ Waterhardheid: > 0,5 mmol/l. De aanbevolen waarde ligt tussen
1 en 2,5. Dit vergemakkelijkt kalkafzetting die de corrosie van
koper kan beperken. Te hoge waarden kunnen in de loop der tijd
tot verstopping van de leidingen leiden. Een totale alkaliteit (TAC)
beneden 100 mg/l is gewenst.
■ Opgeloste zuurstof: Plotselinge wijzigingen in het zuurstofgehalte
in het water moeten worden vermeden. Het verlagen van het
zuurstofgehalte door het water te mengen met inert gas en het
verhogen van het zuurstofgehalte door het te mengen met zuivere
zuurstof zijn beide even schadelijk. Het verstoren van de
zuurstofcondities bevordert de destabilisatie van koperhydroxiden
en het neerslaan van deeltjes.
■ Elektrische geleidbaarheid 10-600 µS/cm
■ pH: Ideale situatie pH neutraal bij 20-25°C (7,5 < pH < 9).
Het vullen, bijvullen of aftappen van het watercircuit
moet gebeuren door gekwalificeerd personeel met
gereedschap en gebruikmaking van de ontluchters
en apparatuur die geschikt zijn voor de producten.
Het vullen en aftappen van het warmteoverdracht-
medium moeten gebeuren via door de installateur
op het watercircuit gemonteerde voorzieningen.
Gebruik de warmtewisselaars van de unit nooit voor
het toevoegen van warmteoverdrachtmedium.
AQUACIAT
POWER
™ LD/ILD
8.1 - Voorzorgsmaatregelen en
aanbevelingen
Controleer voor het opstarten van het systeem altijd of de water-
circuits zijn aangesloten op de juiste warmtewisselaars.
Bij het ontwerp van het watercircuit moet er rekening mee worden
gehouden dat er zo min mogelijk bochten en horizontale leidingen
op verschillende niveaus voorkomen.
Belangrijkste punten die moeten worden gecontroleerd voor
de aansluiting:
■ Houd rekening met de waterintrede- en -uittredeaansluitingen
op de unit.
■ Monteer handbediende of automatische ontluchtingsafsluiters
op alle hoge punten in het circuit.
■ Beveilig het/de circuit(s) tegen overdruk met drukbegrenzers,
een overdrukventiel (overstort) en een expansievat. Units met
een hydromodule zijn voorzien van een veiligheidsventiel
(overstort). Het expansievat is als optie leverbaar.
■ Monteer thermometers in zowel de intrede als uittrede
wateraansluitingen.
■ Monteer aftapkranen op alle lage punten om het gehele circuit
te kunnen aftappen.
■ Monteer stopkranen bij de waterintrede- en -uittredeaansluitingen
■ Gebruik flexibele aansluitingen om de overdracht van trillingen
te voorkomen.
■ Isoleer, na het testen op lekkage, de leidingen om condensatie
te voorkomen.
■ Dek de isolatie af met dampdicht materiaal. Indien de uitwendige
waterleidingen buiten de unit door een omgeving lopen waar
temperaturen beneden 0 °C kunnen voorkomen, dan moeten
ze tegen vorst worden beschermd (antivriesoplossingen of
verwarmingselementen).
■ Breng geen statische of dynamische druk van betekenis in
het circuit van de warmtewisselaar (met betrekking tot de
ontwerp systeemdrukken).
■ Door het gebruik van verschillende metalen in het watersysteem
kunnen er galvanische koppels ontstaan die corrosie
veroorzaken. Controleer dan of het nodig is om opoffering-
sanodes te installeren.
■ De producten die kunnen worden toegevoegd voor thermische
isolatie van de drukvaten tijdens het maken van de
wateraansluitingen moeten chemisch neutraal zijn in
verhouding tot de materialen en coatings waarin ze worden
toegepast. Alle originele door de fabrikant geleverde
materialen voldoen aan deze eis.
Opmerking:
Units zonder hydromodule moeten worden voorzien van
een gaasfilter. Deze moeten worden gemonteerd in de
waterintredeleiding van de unit, stroomopwaarts van de
verschildrukmanometer en dichtbij de warmtewisselaar van
de unit. Het moet worden gemonteerd op een plaats die
gemakkelijk toegankelijk is om het te demonteren en te
reinigen.
Als er geen filter is, zal de platenwarmtewisselaar snel
dichtslibben bij de eerste in bedrijf stelling, doordat deze al
het vuil in het systeem zal vasthouden, en zal de unit niet
correct kunnen werken (te klein waterdebiet vanwege te
groot drukverlies).
Apparaten met een hydromodule hebben dit type filter.
NL-46