PLAATSING VAN DE TOETSEN
Bedieningspaneel
1
q
1 De toets
2 De toets SEL (selecteren)
3 De bedieningsschijf
4 Het display-venster
5 De cijfertoetsen
6 Afstandssensor
7 De toetsen 4
8 De toets 5 (hoger)
9 De toets 0 (uitwerpen)
p De toets ∞ (lager)
q De toets
(het bedieningspaneel vrijgeven)
w De toets TP/PTY (T) (traffic programme/
programme type)
4
2 3
w
e
r
t
y
(standby/aan/attenuator)
/¢
4
5
u
i
o
e De toets DISP (D) (display)
• Deze toets kan ook als SSM-toetsen worden
gebruikt in combinatie met de toets MODE (M).
r De toets MODE (M)
• Deze toets kan ook als SSM-toetsen worden
gebruikt in combinatie met de toets DISP (D)
(display).
t De toets FM/AM DAB
y De toets CD/CD-CH
u De toets EQ (equalizer)
i De toets MO (mono)
o De toets INT (intro)
; De toets RPT (repeat)
a De toets RND (random)
6 7
8
9
p
;
a