op de regeling van de verwarmingskromme. De ketel stopt wanneer de
temperatuur van het aanvoer water het beginpunt van de temperatuur
van het aanvoer water met 5°C overschrijdt. De ketel begint opnieuw te
werken zodra
de temperatuur van het aanvoer water lager is dan het startpunt met
een hysteresis van ± 5°C.
Aansluiting aan de verwarmingskring
1. De pomp maakt geen onderdeel uit van het toestel
2. Spoel de installatie grondig met leidingwater.
3. Monteer op de passende plaats een vul- en ontluchtingskraan.
4. Vul de installatie uitsluitend met zuiver leidingwater met een pH tussen 4 en 8,5.
1. Het toevoegen van producten voor het zuiveren van het water is niet toegestaan.
5. De verwarmingskring moet aansluitingen met een buitendraad van 5/4" bezitten.
6. De gasaansluiting moet een buitendraad van ¾" bezitten.
7. Breng een veiligheidsklep en een expansievat (niet meegeleverd) aan. Zorg ervoor dat de capaciteit van het
expansievat voldoende groot is voor het type installatie.
8. Laat het condensaat afvloeien in de waterafvoer via een trechter en een stankafsluiter.
9. Als de verwarmingsinstallatie een buitenpomp bevat, zorg ervoor dat deze geen enkel verschil in druk op de ketel
met zich meebrengt.
10. Plaats een ontluchter op de hoogste plaats van de installatie.
Gasaansluiting
1. De gasaansluiting moet gebeuren volgens de geldende richtlijnen.
2. Controleer de opeenhoping van onzuiverheden in de gasleiding – deze kunnen de gasregelaar verstoppen.
3. De toegestane maximale druk voor een drukproef met lucht van de gasklep bedraagt 50 mbar.
4. Bij werking met LPG onder het grondniveau wordt aangeraden een extra veiligheidsklep te plaatsen in de
gasleiding om elk gevaar op opeenhoping van gas te vermijden. Sluit deze aan op de klemmen 7/N.
(zie elektrisch schema)
Handleiding en installatie voorschrift Thermomaster 45/60/80
Fig.5
31