•
Uitgangsstatus (2 ent) – Hiermee krijgt u toegang tot de
volgende opties:
•
Vasthoudend (1 ent) – Hiermee kunt u instellen dat
een uitgang actief is totdat er een geldige code wordt
ingevoerd.
•
Meegaand (2 ent) – Hiermee kunt u instellen dat de
uitgang de activiteit van een triggergebeurtenis volgt.
•
Puls (3 ent) – Hiermee kunt u instellen dat de uitgang
actief blijft gedurende geprogrammeerde pulstijd.
•
Uitgangsblokken (7 ent) – Hiermee kunt u blokken toewijzen
aan de uitgang.
•
Bediening via TouchCenter (6 ent 1 ent) – Hiermee kunt
u instellen welke uitgangen kunnen worden bediend via het
TouchCenter.
•
Uitgangspolariteit (3 ent) – Hiermee kunt u de polariteit
omkeren (standaard is positief, schakelt van +12 V naar 0 V
bij activeren).
Communicatie (56 ent)
Voor elk moduletype, indien van toepassing (1 – 7 ent):
•
Indeling selecteren
•
Triggergebeurtenissen of kanalen inschakelen
•
Klantnummer instellen
•
Telefoonnummer/IP-adressen instellen
•
Frequentie autotest instellen
•
Installateurtest uitvoeren
Klokken (65 ent)
•
Weekschema (1 ent) – Hiermee kunt u schema's toewijzen
aan verplichte functies.
•
Autoset (blokken) (3 ent) – Hiermee kunt u een schema
selecteren voor elk blok.
•
Klok uitgangen (2 ent) – Hiermee kunt u timers inschakelen
en weekschema's toewijzen.
Gebruikers en toegangssjablonen
Aan elke gebruiker kan een toeganssjabloon worden
toegewezen. Een toeganssjabloon is een lijst met blokken
en schema's waarmee met slechts één programmeerstap
toegang kan worden geboden tot meerdere zones op
meerdere tijden. Hiermee worden de programmeertijd
en de complexiteit teruggedrongen.
De toegangssjabloon voor elke gebruiker kunt u kiezen
in het optiemenu Sjabloon (
42 ent 1 ent 9 ent
de gebruiker.
Toegangssjablonen kunnen worden geprogrammeerd
in het menu Toegangssjablonen (
volledig worden aangepast. In elke toeganssjabloon moet
een tijdschema worden toegewezen aan elk blok. Als
er geen schema is toegewezen aan een bepaald blok
(standaard) in de lijst, hebben gebruikers volledige toegang
via alle deuren die naar dat blok leiden. Als er wel een
schema is toegewezen, hebben gebruikers toegang op basis
van de tijden in het desbetreffende schema.
) voor
) en kunnen
45 ent 6 ent
Aanvullende services
Verbinding maken met een computer
voor remote service
Als u verbinding wilt maken met een remote
servicecentrum, gaat u als volgt te werk:
1. Selecteer de optie Remote toegang (
2. Selecteer de optie Terugbellen (
3. Voer het telefoonnummer van het remote
servicecentrum in.
4. Druk op
.
ent
Het paneel belt in bij het remote servicecentrum.
Inbedrijfstelling/overdracht
Zone-informatie bekijken
Display zones (
). Hier kunt u informatie
21 ent
over de geselecteerde zone bekijken.
Looptest
1. Selecteer Test alle zns (
om een hoorbare test uit te voeren. U kunt ook een
stille test uitvoeren door op
te drukken.
ent
Het is mogelijk om alleen een looptest uit te voeren
voor geselecteerde zones. Zie de installatiehandleiding
voor meer informatie.
2. Activeer elke zone afzonderlijk.
Opmerking: Als u gedurende 20 minuten geen
zones activeert, wordt de test
automatisch beëindigd.
3. Druk op
om de test te beëindigen.
esc
Resultaten looptest
Selecteer Display geh. (
looptest weer te geven.
Uitgangen testen
U kunt uitgangen testen per functie, zoals sirene of flitser.
1.
Selecteer Uitgangen (
weergegeven op het bediendeel.
2. Druk op
of
om de uitgang die u wilt testen
A
B
te selecteren, of voer het nummer in.
3. Druk op
om het geselecteerde uitgangsapparaat
ent
te testen.
4. Druk op
om de test te beëindigen.
ent
5. Herhaal stap 2 tot en met 4 om andere uitgangen
te selecteren en te testen.
6. Druk op
om de functie Test Uitgang te verlaten.
esc
6
).
47 ent
1 ent 0 ent 1 ent
31 ent 2 ent 2 ent 1 ent
31 ent 2 ent 1 ent 1
) om de resultaten van de
22 ent
). 01=Sirene wordt
32 ent
).
)