5. Zet de voeding op het systeem en ga na de
configuratie naar menu optie 72 en start de auto inleer
mode.
6. Zet iedere Camera PIR in volgorde de
bevestigingsbeugel en controleer de registratie. Het
kan even duren voordat iedere module is opgestart en
geconfigureerd.
7.
Draadloze detectors inleren
U kunt nieuwe draadloze detectors als volgt inleren:
1. Selecteer Batch leren (
52 ent 3 ent
bediendeel.
2. Druk op
om de inleesmode te activeren.
*
3. Plaats de batterij in de detector en activeer
de sabotageschakelaar. Het serienummer van de
detector wordt opgeslagen en gedurende 2 seconden
weergegeven. Het paneel piept ter bevestiging
wanneer elk apparaat is ingeleerd.
Als de signaalsterke minder bedraagt dan 3/10,
wordt het bericht Signaal niveau te laag gedurende
2 seconden weergegeven.
4. Als het inleren van een RF-apparaat is mislukt,
verwijdert u de batterij, veroorzaakt u kortsluiting
tussen de aansluitpunten voor de batterij, plaatst u de
batterij terug en herhaalt u de bovenstaande procedure.
5. Herhaal de procedure vanaf stap 3 voor elk
draadloos apparaat.
Aanvullende programmering
Gebruik dit gedeelte ter referentie bij sommige functies
die u mogelijk wilt programmeren of wijzigen.
Parameters (51 ent)
•
•
•
•
) op het
•
•
•
•
Programmeren zones (52 ent 1 ent)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Programmeren uitgangen (53 ent)
•
•
5
Ingangstijd (05 ent) – Hiermee kunt u instellen hoeveel tijd
de gebruiker heeft om het systeem uit te schakelen.
Uitgangstijd (04 ent) – Hiermee kunt u instellen hoeveel tijd
de gebruiker heeft voordat het systeem wordt ingeschakeld.
Sirene tijd (01 ent) – Hiermee kunt u instellen hoe lang
de sirene actief blijft (standaard = 3 min.).
Sirene Vertr. (02 ent) – Hiermee kunt u de vertraging instellen
voordat de sirene wordt geactiveerd (max. 20 min.).
Reset niveau (65 ent) – Hiermee kunt u instellen welk
gebruikersniveau noodzakelijk is om specifieke fouten
te resetten.
Bevestiging (55 ent) – Hiermee kunt u instellen
hoe bevestigde alarmen worden gegenereerd.
Beddl. toegang (54 ent) – Hiermee kunt u uitschakelen
bij binnenkomst deactiveren.
RF parameters (60 ent) – Hiermee krijgt u toegang tot
de volgende opties:
•
RF adres (1 ent) – Hiermee kunt u draadloze virtuele
RIO-adressen in- en uitschakelen.
•
Keyfob PA (2 ent) – Hiermee kunt u gebruikers toestaan
de functie Paniekwaarschuwing van draadloze keyfobs
te programmeren.
ZoneFunctie (1 ent) – Hiermee kunt u de zonefunctie
toewijzen.
Zone Omschrijving (2 ent) – Hiermee kunt u zones een naam
geven (max. 16 tekens).
Deelbeveiliging (5 ent) – Hiermee kunt u instellen of een zone
wordt ingeschakeld bij deelbeveiliging.
Overbrugbaar (4 ent) – Hiermee kunt u instellen of een zone
kan worden overbrugd met een overbruggingsfunctie.
Bel functie (3 ent) – Hiermee kunt u instellen dat een kort
belsignaal wordt gegeven bij zones die worden geactiveerd.
Blok (10 ent) – Hiermee kunt u een zone toewijzen aan een
blok als blokken zijn ingeschakeld.
Weerstand (9 ent) – Hiermee kunt u de vooraf gedefinieerde
weerstand van de geselecteerde zone wijzigen.
Antimask test (8 ent) – Hiermee kunt u de activiteit van
zones controleren.
RF opties (11 ent) – Hiermee krijgt u toegang tot de
volgende opties:
•
Serienr. (1 ent) – Hiermee kunt u serienummers van
draadloze apparaten handmatig invoeren of automatisch
inleren.
•
Loopnummer (2 ent) – Hiermee kunt u het lusnummer
van draadloze apparaten met meerdere ingangen instellen.
•
Supervisie (3 ent) – Hiermee kunt u periodieke
apparaatsupervisie instellen.
•
Auto reset (4 ent) – Hiermee kunt u instellen dat een zone
na vijf seconden geforceerd wordt gesloten.
•
Signaal niveau (5 ent) – Hiermee kunt u het signaalniveau
van het apparaat weergeven.
Uitgangsfunctie (1 ent) – Hiermee kunt u het type uitgang
instellen.
Omschrijving (5 ent) – Hiermee kunt u zones een naam
geven (max. 12 tekens).