Hoofdstuk 5. Beveiliging
In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld:
•
'Wachtwoorden gebruiken' op pagina 45
•
'Beveiliging van de vaste schijf' op pagina 50
•
'De beveiligingschip instellen' op pagina 51
•
'De vingerafdruklezer gebruiken' op pagina 52
• 'Kennisgeving inzake het verwijderen van gegevens van uw opslagapparaten' op pagina 54
•
'Firewalls gebruiken' op pagina 55
•
'Gegevens beschermen tegen virussen' op pagina 55
Wachtwoorden gebruiken
U kunt voorkomen dat uw computer ongeoorloofd wordt gebruikt door een wachtwoord te gebruiken. Als
u een wachtwoord hebt ingesteld, verschijnt er elke keer dat u de computer aanzet een prompt voor het
wachtwoord. Geef uw wachtwoord op achter de prompt. Als u niet het juiste wachtwoord opgeeft, kunt u
de computer niet gebruiken.
Als u een systeemwachtwoord, een beheerderswachtwoord of een vaste-schijfwachtwoord hebt ingesteld,
wordt het station automatisch ontgrendeld wanneer de computer wordt hervat uit de sluimerstand.
Opmerking: Als u een Windows-wachtwoord hebt ingesteld, wordt u gevraagd dat wachtwoord in te voeren.
Wachtwoorden invoeren
Als dit pictogram wordt afgebeeld, typt u een systeemwachtwoord of een beheerderswachtwoord.
Als dit pictogram wordt afgebeeld, typt u een gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf. Druk op
F1 om een masterwachtwoord voor de vaste schijf te typen. Wanneer het pictogram wijzigt naar
typt u een masterwachtwoord voor de vaste schijf.
Opmerking: Als u wilt terugkeren naar het
Systeemwachtwoord
U kunt een systeemwachtwoord instellen om uw computer te beveiligen tegen gebruik door onbevoegden.
Als u een systeemwachtwoord hebt ingesteld, wordt u telkens als u de computer aanzet, gevraagd om dat
wachtwoord te typen. Om de computer te kunnen gebruiken, moet u het juiste wachtwoord invoeren.
Een systeemwachtwoord instellen, wijzigen of wissen
Druk deze aanwijzingen af voordat u begint.
Om een systeemwachtwoord in te stellen, te wijzigen of te wissen, doet u het volgende:
© Copyright Lenovo 2016
, drukt u nogmaals op F1.
45