16
Rijden en transport
16.3
Hoe te handelen na afslaan van de motor
16.2.1
Controle- en waarschuwingslampjes in acht nemen
BMG000-006
Zolang de dieselmotor draait, moeten de controle- en waarschuwingslampjes op de
stuurkolom in gaten worden gehouden.
Waarschuwingslampje "Laadcontrole" (1):
Het waarschuwingslampje "Laadcontrole" brandt na het starten van de dieselmotor en wanneer
de contactsleutel in de ontstekingstrappen I en II is gedraaid, kort branden.
Als het waarschuwingslampje "Laadcontrole" bij draaiende dieselmotor langdurig brandt, is de
uitgangsspanning van de dynamo onvoldoende om de accu's op te laden.
De kabels en aansluitingen op de dynamo en de accu's controleren, dynamo
Pagina 604, accu's
De V-snaar op de dynamo controleren,
Waarschuwingslampje "Koelvloeistoftemperatuur" (2):
Wanneer het waarschuwingslampje "Koelvloeistoftemperatuur" gaat branden, is de koeling van
de motor niet meer gewaarborgd en kan de motor beschadigd raken.
De motor onmiddellijk uitzetten.
De stand van het koelmiddel controleren, indien gewenst bijvullen.
Controleer de toestand en de bevestiging van koelmiddel- en luchtaanzuigslangen.
Waarschuwingslampje "Motoroliedruk" (3)
Wanneer het waarschuwingslampje "Motoroliedruk" gaat branden, is de smering van de
dieselmotor niet meer gewaarborgd en kan de motor beschadigd raken.
De motor onmiddellijk uitzetten.
Het motoroliepeil controleren.
16.3
Hoe te handelen na afslaan van de motor
LET OP
Warmteontwikkeling na afslaan van de motor
Wanneer een bedrijfswarme motor afslaat, bestaat er gevaar voor schade aan de motor door
de warmteontwikkeling als gevolg van ontbrekende koeling.
Direct weer starten, wanneer een bedrijfswarme motor afslaat.
De motor minstens 3 minuten stationair laten draaien voordat hij definitief wordt
uitgeschakeld.
248
zie
Pagina 599.
zie
Pagina 604.
Originele handleiding 150001257_04_nl
zie
BiG X 580