4.
Druk de sluitertoets halverwege in.
De camera stelt scherp op het beeld in overeenstemming
met uw instellingen.
• De sluitertijd en de lensopeningwaarde op het
beeldscherm worden oranje wanneer u de sluitertoets
halverwege indrukt als het beeld overbelicht of
onderbelicht is.
5.
Druk de sluitertoets geheel in wanneer goed
op het beeld is scherpgesteld.
BELANGRIJK!
• U kunt mogelijk niet de helderheid verkrijgen die u wilt
wanneer u een beeld aan het opnemen bent dat bijzonder
donker of juist erg helder is. Mocht dit het geval zijn, stel de
lensopening of de sluitertijd dan met de hand in d.m.v. de
M functie (handmatige belichting).
• Bij langzamere sluitertijden zal digitale ruis in het beeld
verschijnen. Daarom voert de camera automatisch een
ruisonderdrukkingsproces uit telkens wanneer de sluitertijd
1/8ste seconde of langzamer is. Hoe langzamer de
sluitertijd, des te groter de kans dat ruis in het beeld
verschijnt. Door de tijd die nodig is voor het uitvoeren van
ruisonderdrukking duurt het langer om beelden op te
nemen bij langzamere snelheden. Voer geen enkele
toetsbediening uit terwijl een beeld opgeslagen wordt.
• Bij sluitertijden langzamer dan 1/2de seconde kan de
helderheid van het opgenomen beeld mogelijk niet
hetzelfde zijn als de helderheid van het beeld dat op het
beeldscherm verschijnt.
• Beeldwaas (pagina 133) is uitgeschakeld tijdens de
sluitertijdprioriteit AE functie en de handmatige
belichtingsfunctie. U kunt echter de camera trilfunctie
inschakelen, als u dat wilt.
96
OPNEMEN VAN EEN FOTO