5.12
Afstelling van de branderkop
De servomotor van de luchtklep 4)(Afb. 19) varieert het luchtde-
biet in functie van de vraag om vermogen, en een andere servo-
motor varieert de regeling van de branderkop.
Dankzij dit systeem is de regeling optimaal, ook bij het minimum
van het werkingsveld.
4
20124119
5.13
Stookolietoevoer
Risico op explosie te wijten aan brandstoflekken
in aanwezigheid van een ontvlambare bron.
Voorzorgsmaatregelen: voorkom stoten, wrijvin-
gen, vonken, warmte.
Controleer of het afsluitkraantje van de brandstof
gesloten is alvorens werkzaamheden op de bran-
der uit te voeren.
De installatie van de toevoerleiding van de brand-
stof moet uitgevoerd worden door bevoegd perso-
neel, volgens de uitleg in deze handleiding en
conform de van kracht zijnde normen en wetsbe-
OPGELET
palingen.
5.13.1 Circuit met tweepijpsysteem
De brander dient te worden gecombineerd met een pompgroep
die geschikt is voor het vermogen dat u wenst te produceren;
raadpleeg de handleiding van de brander om de diameter van de
brandstoftoevoerleidingen te bepalen op basis van de opvoer-
hoogtes die nodig zijn voor de correcte werking van het systeem.
Op de laatste pagina's van deze handleiding vindt u de pomp-
modellen die samen met deze branders te verkrijgen zijn.
20099673
Installatie
De gasleidingen verlaten de fabriek met ijking op
merkteken 1.
Dankzij de regeling die wordt aangeduid in Afb. 20
OPGELET
kunnen de gasleidingen in de optimale positie ge-
draaid worden in functie van het systeem waarop
de brander is gemonteerd (bijv. ketels met vlamin-
versiekamer).
Afb. 19
1
20124120
22
NL
Afb. 20