5.7
Voorbereiding van de ketel
5.7.1
Boringen in de ketelplaat
Boor gaten in de dichtingsplaat van de verbrandingskamer, zoals
aangegeven wordt in Afb. 14. Met behulp van de thermische
flensdichting - samen met de brander geleverd - kunt u de juiste
positie van te boren gaten vinden.
5.7.2
Lengte van de monding
Bij het kiezen van de lengte van de monding moet u rekening
houden met de voorschriften van de ketelfabrikant. De kop moet
in ieder geval langer zijn dan de totale dikte van de keteldeur en
het hittebestendig materiaal.
Voor ketels met circulatie van rookgassen vooraan 1)(Afb. 15) of
met vlaminversiekamer, moet een vuurvaste bescherming 5)
aangebracht worden tussen het vuurvaste materiaal van de ketel
2) en de monding 4).
De bescherming moet zodanig aangebracht worden dat de mon-
ding verwijderd kan worden.
Voor ketels waarvan de voorkant met water gekoeld wordt is een
vuurvaste bescherming niet nodig 2)-5)(Afb. 15), als de fabrikant
van de ketel er niet uitdrukkelijk om vraagt.
5.8
Bevestiging van de brander op de ketel
Voorzie een gepast hefsysteem, en gebruik de
ringen 3)(Afb. 15) nadat de schroeven 7) en de
branderkap 8) zijn verwijderd.
Schuif de bijgeleverde thermische afscherming op de mon-
ding 4).
Schuif de gehele brander op de eerder voorziene brander-
boring, zoals uitgelegd op Afb. 14, en bevestig met de bijge-
leverde schroeven.
8
Installatie
7
19
20094550
De dichting brander-ketel moet hermetisch
zijn.
OPGELET
1
3
3
1
NL
6 4 5
= =
2 1 5
= =
2 0
Afb. 14
2
4
5
20124107
Afb. 15
20099673