07-9
Elektrische installaties
Werking van de acculader
Apparaatbeveiliging
Mocht de acculader door te hoge omgevingstemperaturen of
hoge laadstromen heet worden, dan schakelt een ingebouwde
thermische schakelaar de acculader uit totdat de temperatuur
in de acculader weer is gedaald.
Checklist voor controle
• Schakel de motor uit.
• Schakel netschakelaar acculader uit.
• Breng netaansluiting tot stand.
• Schakel de 12V-hoofdschakelaar in.
• Schakel alle 12V-apparaten (ook koelkast) uit.
De spanning van de huisaccu moet toenemen tot de maximale
spanning van 14,4V.
Als de dynamo niet voor voldoende spanning zorgt, moet het
volgende worden gecontroleerd:
• Is de acculader correct op het net aangesloten?
• Is de netzekering van de acculader in orde?
• Ligt de accuspanning van de acculader boven de 1V?
• Is de huisaccu met de juiste poling aangesloten?
Werking bij draaiende motor
Zodra de motor loopt, schakelt een relais de startaccu en de
huisaccu parallel. Het signaal D+ is aangesloten op de dynamo.
De dynamo laadt dus beide accu's op. Zodra het signaal D+ niet
meer brandt, worden beide accu's weer van elkaar gescheiden.
De startaccu kan dus niet worden ontladen door apparaten in
het woongedeelte.
De 12V-voorziening van de koelkast is alleen mogelijk tijdens
het rijden. Bij stilstaande motor wordt het 12V-bedrijf van de
koelkast automatisch weer uitgeschakeld.
Om een lege huisaccu tijdens de rit optimaal op te laden,
mag allereerst de koelkast niet op 12V worden aangesloten
en mogen verder zo weinig mogelijk 12V-apparaten worden
ingeschakeld.
Checklist voor controle
• Schakel de motor uit.
• Schakel alle 12V-apparaten uit.
• Start de motor.