Signaal weergeven
Vertegenwoordigt het ingestelde pompsignaal in een afbeelding en tekstoverzicht.
Snelheidsregeling
Als de snelheidsregeling is geactiveerd, biedtMTDC dit de mogelijkheid om de snelheid van de pompen afhankelijk van het pro-
ces te wijzigen met een speciaal intern elektronisch systeem.
Deze functie mag uitsluitend door een technicus worden geactiveerd. Afhankelijk van het feit of de pump wordt
gebruikt en van het pompniveau, mag de minimumsnelheid niet te laag worden ingesteld, omdat dan het pomp-
systeem beschadigd kan raken. Hiervoor moet ook rekening worden gehouden met de specificaties van de betref-
fende fabrikant! Bij twijfel, moeten de minimumsnelheid en het pompniveau eerder te hoog dan te laag worden
ingesteld.
Variant
De volgende snelheidsvarianten zijn hier beschikbaar:
Uit: Er is geen snelheidsregulering. De aangesloten pomp wordt uitsluitend bij volledige snelheid in- of uitgeschakeld.
M1-modus: De regelaar gaat over op de ingestelde max. snelheid na de purgeerperiode. Als het temperatuurverschil ΔT tussen
de referentiesensors onder het ingestelde inschakeltemperatuurverschil ΔT R1 ligt, wordt het toerental verminderd. Als het tem-
peratuurverschil tussen de referentiesensors boven het ingestelde inschakeltemperatuurverschil ΔT R1 ligt, wordt het toerental
verhoogd. Als de regelaar het toerental van de pomp tot het laagste snelheidsniveau gereduceerd heeft en ΔT tussen de refe-
rentiesensors slechts ΔToff bereikt, wordt de pomp uitgeschakeld.
M2-modus: De regelaar gaat over op de ingestelde min. snelheid na de snelheid. Als het temperatuurverschil ΔT tussen de refe-
rentiesensors boven het ingestelde inschakeltemperatuurverschil ΔT R1 ligt, wordt het toerental verhoogd. Als het tem-
peratuurverschil ΔT tussen de referentiesensors onder het ingestelde inschakeltemperatuurverschil ΔT R1 ligt, wordt het
toerental verminderd. Als de regelaar het toerental van de pomp tot het laagste snelheidsniveau gereduceerd heeft en ΔT tussen
de referentiesensors slechts ΔToff bereikt, wordt de pomp uitgeschakeld.
M3-modus: De regelaar gaat over op de ingestelde min. snelheid na de snelheid. Als de temperatuur op de referentiesensors
boven de hierna volgend in te stellen gevraagde temperatuur ligt, wordt het toerental verhoogd. Als de temperatuur op de refe-
rentiesensors onder de hierna volgend in te stellen gevraagde temperatuur ligt, wordt het toerental verlaagd.
M4-modus (systeem met 2 buffertanks):
Als de primaire buffertank wordt geladen, werkt de toerentalregeling zoals beschreven in M3. Als de secondaire buffertank wordt
geladen, werkt de toerentalregeling zoals beschreven in M1.
Purgeertijd
Gedurende deze tijd draait de pomp op volle toeren (100%) om veilig opstarten te garanderen. Pas na afloop van deze pur-
geertijd heeft de pomp een geregelde snelheid en kan hij, afhankelijk van de ingestelde variant, naar maximaal of minimaal toe-
rental worden geschakeld. Toerental.
Veegtijd
Met de regeltijd wordt de traagheid van de snelheidsregeling bepaald om sterke temperatuurafwijkingen zo veel mogelijk te voor-
komen. Hier wordt de tijd ingevoerd die nodig is voor een complete cyclus van minimumsnelheid naar maximumsnelheid.
Max. Snelheid
Hier wordt de maximumsnelheid van de pomp bepaald. Tijdens het instellen draait de pomp met de betreffende snelheid en kan
de stroming worden bepaald.
De gedefinieerde percentages zijn variabelen, die meer of minder kunnen afwijken afhankelijk van het systeem, de
pomp en het pompniveau. 100% is het maximaal mogelijke vermogen van de regelaar.
Min. Snelheid
Hier wordt de minimumsnelheid van de pomp bepaald. Tijdens het instellen draait de pomp met de betreffende snelheid en kan
de stroming worden bepaald.
De gedefinieerde percentages zijn variabelen, die meer of minder kunnen afwijken afhankelijk van het systeem, de
pomp en het pompniveau. 100% is het maximaal mogelijke vermogen van de regelaar.
Instelpunt
Deze waarde is het regelinstelpunt voor modus 3 zie " Variant " op pagina 19, uitsluitend bij versies 2.3 en 4. Als deze waarde
lager is bij de sensor, wordt de snelheid verminderd. Als hij wordt overschreden, wordt de snelheid verhoogd.
Instelpunt ΔT
Deze waarde is het in te stellen temperatuurverschil voor mode 1 en 2 (zie 6.3.1. speed mode). Bij waarden lager als deze ΔT
waarde, word de snelheid verlaagd. Als hij wordt overschreden, wordt de snelheid verhoogd.
19