Elektrische aansluiting
Schakel de voeding uit en borg hem tegen onbedoeld inschakelen voordat u aan de eenheid gaat werken! Controleer
dat er geen spanning op staat! Elektrische aansluitingen mogen uitsluitend worden gemaakt door een specialist en in
naleving van de toepasselijke regelgeving. De eenheid mag niet worden ingeschakeld als er schade aan de behui-
zing zichtbaar is, bijvoorbeeld scheuren.
De eenheid is mogelijk niet vanaf de achterkant toegankelijk.
Laagspanningskabels zoals temperatuursensorkabels moeten apart van de netspanningskabels worden gelegd. Leid
temperatuursensorkabels alleen naar de linkerkant van de eenheid en netspanningskabels alleen naar de rech-
terkant.
De klant moet voorzien in een alpolige afscheiding, d.w.z. een noodschakelaar voor de verwarming.
De kabels die worden aangesloten op de eenheid mogen niet verder dan 55 mm worden gestript en de kabelmantel
moet net aan de andere kant van de trekontlasting in de behuizing komen.
De temperatuursensors installeren
De regelaar werkt met Pt1000-temperatuursensors met een nauwkeurigheid van 1°C, waardoor optimale regeling van de sys-
teemfuncties mogelijk is.
Indien gewenst kunnen de sensorkabels maximaal 30 m lang zijn als een kabel wordt gebruikt met een diameter
van ten minste 0,75 mm². Zorg dat er geen contactweerstand is! Plaats de sensor precies in het gebied dat moet wor-
den gemeten! Gebruik uitsluitend dompel-, op een buis gemonteerde of vlak gemonteerde sensors die geschikt zijn
voor het bij benadering gemeten toegestane temperatuurbereik.
Laagspanningskabels zoals temperatuursensorkabels moeten apart van de netspanningskabels worden gelegd. Leid
temperatuursensorkabels alleen naar de linkerkant van de eenheid en netspanningskabels alleen naar de rech-
terkant.
Temperatuurweerstandstabel voor Pt1000-sensors
°C
-20
-10
Ω
922
961
0
10
20
1000
1039
1077
30
40
50
1116
1155
1194
60
70
80
1232
1270
1308
90
100
1347
1385
11