Installa e
Electrische aanslui ngen
Electrische aansluitingen
De electrische aanslui ngen mogen
uitsluitend door gecer fi ceerde be-
drijven worden aangesloten. Hierbij
dienen de (inter)na onale en lokale
normen en voorschri en in acht ge-
nomen te worden.
De voeding van het toestel dient te
worden aangesloten middels een
allpolige hoofdschakelaar met een
minimale contactafstand van 3 mm.
Deze schakelaar kan tevens worden
gebruikt om het toestel spannings-
loos te maken voor onderhouds-
werk- Alle kabels moeten via de ka-
belwartel van de achterkant van de
ketel (1) naar het bedieningspaneel
(2) worden geleid.
Voor toegang tot het bedienings-
paneel moet de voorplaat van de
behuizing verwijderd worden zoals
weergegeven op pagina 15. Sluit
alle kabels aan op de klemmen-
strook, zie electroschema (in enve-
lop aan achterzijde van het toestel)
voor de betekenis van de aanwezige
klemmen.
Het is verplicht om de ketel op een
geschikte aardverbinding aan te
sluiten
22
1
1
2