8
Defecten / Oplossingen
Hieronder vindt u een lijst van mogelijke defecten en hun
oplossingen. Die problemen geven aanleiding tot een abnormale
werking van de brander. In de meeste gevallen gaat bij een
probleem
het
lampje
ontgrendelingsknop van de bedienings- en controledoos (1, Afb.
4, pag. 11).
Als dat lampje brandt, kan de brander alleen opnieuw worden
gestart nadat u de ontgrendelingsknop helemaal ingedrukt heeft.
Als de brander daarna normaal heropstart dan kan deze
onverwachte branderstop worden toegeschreven aan een
occasioneel probleem. Als daarentegen de vergrendeling blijft
duren, dient u de oorzaak van het defect in onderstaande
tabellen op te zoeken en de oplossingen uit te voeren.
8.1
Ontstekingsproblemen
DEFECT
De brander ontsteekt niet bij de sluiting
van de limietthermostaat.
De brander doorloopt de fases van
voorventilatie en ontsteking normaal
maar
blokkeert
ontstekingspogingen.
20098650
Defecten / Oplossingen
branden
van
de
manuele
MOGELIJKE OORZAAK
Geen elektrische voeding.
Geen gas.
Slecht contact van de verbindingen op de
controledoos.
Aansluiting fase-nulleider omgedraaid.
Slechte aansluiting aarding.
na
3
Het ventiel laat te weinig gas door.
Het gasventiel is defect.
De
elektrische
onregelmatig.
De ionisatiesonde is in contact met de
massa of heeft geen contact met de vlam,
of de aansluiting met de controledoos is
onderbroken of er is een isolatiefout.
Geen gas.
Indien de brander uitvalt, mag deze niet meer dan
twee maal achtereenvolgens ontgrendeld worden
om schade aan de installatie te vermijden. Als de
brander de derde maal vergrendeld wordt, moet
LET OP
de assistentiedienst gecontacteerd worden.
Indien de brander nog wordt vergrendeld of
andere defecten vertoont, mogen de ingrepen
uitsluitend uitgevoerd worden door bevoegd
verklaard en gespecialiseerd personeel, volgens
GEVAAR
de aanduidingen in deze aanwijzingen en in
overeenstemming
wetsbepalingen.
ontstekingsboog
is
30
NL
met
de
normen
OPLOSSING
Check de voeding op klemmen L1-N van
de 7-polige stekker.
Controleer de staat van de zekeringen.
Controleer of de veiligheidsthermostaat
niet vergrendeld is.
Controleer of het manuele ventiel open
staat.
Controleer of het ventiel omgeschakeld
heeft in de open positie, en of er geen
kortsluitingen zijn.
Controleer alle stekkers.
Wissel ze om.
Correct aansluiten.
Controleer de netwerkdruk en/of regel het
ventiel, zoals wordt aangeduid in deze
handleiding.
Vervang het.
Controleer de correcte plaatsing van de
connectors.
De correcte stand van de electrodes
controleren. Raadpleeg de handleiding.
Controleer
de
kwaliteit
keramiekisolering.
Stand controleren en, indien nodig,
verbeteren. Zie handleiding.
De
elektrische
verbinding
uitvoeren.
De elektriciteitskabel vervangen.
Controleer of het manuele ventiel open
staat.
Controleer of het ventiel omgeschakeld
heeft in de open positie, en of er geen
kortsluitingen zijn.
en
de
van
de
opnieuw