5.4
Werkingspositie
De brander is uitsluitend voorzien voor de
werking in de volgende posities 1, 2, 4 en 5
(Afb. 11).
Het beste kan hij in de positie 1 geïnstalleerd
LET OP
worden omdat alleen in deze positie het
onderhoud uitgevoerd kan worden zoals in
deze handleiding beschreven wordt.
De installaties 2, 4 en 5 staan de werking toe,
maar
inspectiehandelingen van de branderkop
minder toegankelijk.
Alle posities vergen de installatie met de
gasklep met de spoelen naar boven of
horizontaal gericht (Afb. 11).
1
D7796
5.5
Voorbereiding van de ketel
5.5.1
Boringen in de ketelplaat
Boor gaten in de dichtingsplaat van de verbrandingskamer, zoals
aangegeven wordt in (Afb. 12).
Met behulp van de thermische flensdichting - samen met de
brander geleverd - kunt u de juiste positie van te boren gaten
vinden.
mm
A
RX 360 S/PV
170
De branders kunnen niet gebruikt worden op
ketels met vlaminversie.
LET OP
maken
de
onderhouds-
2
D3367
B
C
D
226
M 8
94
Installatie
Alle andere posities zijn niet goed voor een
Positie 3 is om veiligheidsredenen verboden.
Het is verboden te installeren met de spoelen
GEVAAR
en
3
Er kan een bescherming in hittebestendig materiaal geplaatst worden
tussen de branderkop en het hittebestendig materiaal van de ketel.
Deze bescherming moet de verwijdering van de monding
mogelijk maken (Fig. 13).
Plaats de bescherming niet overeenkomstig de
groep elektroden, omdat dit de correcte werking
zal schaden.
LET OP
Afb. 12
20050572
E
5.5.2
Lengte kop
68
Bij het kiezen van de lengte van de kop moet u rekening houden
Tab. H
met de voorschriften van de ketelfabrikant. De kop moet in ieder
geval langer zijn dan de totale dikte van de keteldeur en het
hittebestendig materiaal.
Volgende lengtes, L (mm), zijn verkrijgbaar:
mm
RX 360 S/PV
19
NL
goede werking.
naar onder gericht.
4
Zone van niet-verbranding
180
5
Afb. 11
Fig. 13
Tab. I
20098650