Inhoudsopgave
Advertenties
5.4.4
Installatie van CF- flenzen
Montage van CF-flensen!
Verlies van het afdichtingsvermogen door gebrekkige hygiëne bij het omgaan met de
afdichting en CF-flens.
De afdichting droog en olievrij monteren.
Componenten enkel met handschoenen aanraken.
Oppervlakken en snijkanten niet beschadigen.
De bevestigingsmiddelen voor de installatie van CF- met CF-flens zijn "zeskantschroef
en doorgaand gat", "stiftschroef en draadgat" evenals "stiftschroef en doorgaand gat".
● de juiste montagekit uit het accessoireprogramma van Pfeiffer Vacuum
● Een koper afdichting
● Schutkorf of splinterscherm zijn optioneel verkrijgbaar.
Zeskantschroef en doorgaand gat
1) Indien gebruikt: het beschermrooster of splinterscherm met de klemlip omlaag in de
hoogvacuümflens van de turbopomp installeren.
2) De afdichting precies in de groef installeren.
3) De flens door middel van 32 zeskantschroeven (M8) met onderlegschroeven en moe-
ren verbinden.
4) Schroefverbindingen rondom rond aandraaien.
5) Aanhaalmoment: 22 ± 2 Nm
6) Vervolgens het draaimoment controleren, aangezien de schroeven door het stromen
van het afdichtmateriaal vaster aangedraaid moeten worden.
Stiftschroef en draadgat
1) Plugschroeven (32 stuk, M8) met het kortere schroefeinde in de boringen op de te-
genflens schroeven.
2) Indien gebruikt: het beschermrooster of splinterscherm met de klemlip omlaag in de
hoogvacuümflens van de turbopomp installeren.
3) De afdichting precies in de groef installeren.
4) De flens met onderlegschijven en moeren verbinden.
5) Schroefverbindingen rondom rond aandraaien.
6) Aanhaalmoment: 22 ± 2 Nm
7) Vervolgens het draaimoment controleren, aangezien de schroeven door het stromen
van het afdichtmateriaal vaster aangedraaid moeten worden.
Stiftschroef en doorgaand gat
1) Indien gebruikt: het beschermrooster of splinterscherm met de klemlip omlaag in de
hoogvacuümflens van de turbopomp installeren.
2) De afdichting precies in de groef installeren.
3) De flens door middel van 32 zeskantschroeven (M8) met onderlegschroeven en moe-
ren verbinden.
4) Schroefverbindingen rondom rond aandraaien.
5) Aanhaalmoment: 22 ± 2 Nm
6) Vervolgens het draaimoment controleren, aangezien de schroeven door het stromen
van het afdichtmateriaal vaster aangedraaid moeten worden.
LET OP
Installatie
19
Advertenties
Inhoudsopgave
