7
Voer instellingen door die vereist zijn voor het afdrukken.
8
Klik op [Print (Afdrukken)].
Bij gebruik van het verificatietype
1
Selecteer [System Preferences (Systeemvoorkeuren)] in het Apple-menu.
2
Selecteer [Printers & Scanners (Printers en scanners)].
3
Selecteer dit apparaat en klik op [Options and Supplies (Opties en toebehoren)].
4
Controleer de te gebruiken functie op het tabblad [Options (Opties)].
5
Geef het standaard verificatietype op en klik op [OK].
IC-kaartinformatie registreren
Om bij dit apparaat aan te melden met behulp van een IC-kaart, dient u de IC-kaartinformatie te registreren. U
kunt de IC-kaartinformatie zelf registreren.
Een kaartauthenticatiekit (optioneel) is vereist om IC-kaartauthenticatie te gebruiken.
Deze functie is niet beschikbaar als u zich aanmeldt via een methode die niet de lokale authenticatiemethode is.
Deze functie is niet beschikbaar als "IC-kaart van algemene gebruiker registreren" door de beheerder is ingesteld op
[Disable (Uitgeschakeld)].
Toegangsbeheer
1
Gebruik de lokale authenticatieemethode om op dit apparaat in te loggen.
Inloggen op dit
apparaat(P.252)
2
Druk verschillende keren op de scrollknop ▼ op het bedieningspaneel om [User Account Info
(Gebruikersaccountinfo)] te selecteren en druk op «OK».
3
Druk verschillende keren op ▼ om [Register IC card (IC-kaart registreren)] te selecteren en druk
op «OK».
4
Registreer de IC-kaartinformatie aan de hand van de instructies die op het scherm verschijnen.
inschakelen(P.251)
- 256 -
Het beheer van dit apparaat