8
Met de CX-printserver beschikt u over standaardnetwerkprinters,
die hier virtuele printers worden genoemd.
Een virtuele printer bevat vooraf ingestelde werkstromen die
automatisch worden toegepast op alle afdrukjobs die met die
virtuele printer worden verwerkt. De standaard virtuele printers
worden op het netwerk gepubliceerd met specifieke parameters
voor het verwerken en afdrukken.
De standaard virtuele printers zijn:
ProcessPrint—Bestanden die naar deze printer zijn
●
verzonden, worden automatisch verwerkt en direct naar de
printer verzonden om af te drukken.
ProcessStore—Bestanden die naar deze printer worden
●
verzonden, worden automatisch verwerkt en opgeslagen in
RTP-indeling (ready-to-print) in het gebied Opslag. U kunt een
RTP-job later aanbieden voor afdrukken of de parameters van
de job wijzigen en deze opnieuw aanbieden voor verwerking of
afdrukken.
SpoolStore—Bestanden die naar deze printer worden
●
verzonden, worden naar het gebied Opslag gespoold waar
deze blijven staan totdat u deze aanbiedt voor verwerking en
afdrukken. De bestanden behouden de PDL-indeling (zoals PS,
PDF, VPS en PPML).
Afdrukstuurprogramma
Gebruik het afdrukstuurprogramma om jobparameters in te stellen
wanneer u een job vanuit een willekeurige toepassing op uw
computer bij de CX-printserver indient. Het afdrukstuurprogramma
heeft een grafische gebruikersinterface die lijkt op het venster CX-
printserver jobparameters. Op een Windows-computer wordt de
software automatisch geïnstalleerd wanneer u een netwerkprinter
configureert.
Opmerking: Op een Mac-computer moet u het afdrukstuurprogramma
handmatig installeren.
In het venster Afdrukstuurprogramma kunt u de volgende acties
uitvoeren:
Jobparameters opgeven of wijzigen, ongeacht of uw computer
●
wel of niet op de server is aangesloten.
Een job vergrendelen om veilig af te drukken.
●
Een set parameters opslaan. Sets zijn handig wanneer u
●
verschillende jobs wilt afdrukken met dezelfde parameters of
als u een job opnieuw wilt afdrukken.
Een set opgeslagen parameters ophalen
●
De status van de printer controleren
●
Hoofdstuk 2—Uw computer configureren voor afdrukken