VERWARMING: GASBRANDER
Controle van de injectiedruk bij lage warmte
• Schakel de regelaar naar Lage warmte
• Controleer de uitlaatdruk en stel deze, indien nodig,
bij tot 3,5 mbar (G20) en 5 mbar voor Groningen-gas
(G25), of 14 mbar voor propaan (G31) (afbeelding 54).
Afb. 54
Afb. 55
• Na het aanpassen van de lage warmte, moet u de hoge
warmte opnieuw controleren
• Plaats de stoppers opnieuw en sluit de drukpoorten.
Tabel met drukaanpassingen voor elk type gas (mbar)
• Supply
Categorie
pressure
G20
20.0 +/- 1
G25
25,0 +/- 1,3
(Groningen)
G31 (GPL)
37,0 +/- 1,9
BALTIC_WSHP-IOM-0909-D
Min.
Injectie
injectiedruk bij
hoogvermogen
lage warmte
verhitter
3,5 +/- 0,1
8,4 +/- 0,2
5,0 +/- 0,1
12,3 +/- 0,2
14,0 +/- 0,3
31,4 +/- 0,6
Doormeten gasafsluiter
2,90 kΩ
• Controleer deze waarden met een ohmmeter.
Afb. 56
1,69 kΩ
Pagina 92