INBEDRIJFSTELLING
DE UNIT VAN STROOM VOORZIEN
- Schakel de unit in met de hoofdschakelaar (indien
aanwezig).
- Op dat moment moet de ventilator gaan werken, tenzij
de
Climatic-regelaar
bekrachtigt. In dat geval is de ventilator toch in te
schakelen door de contacten NO7 en C7 op connector
J14 van de Climatic door te verbinden. Controleer de
richting waarin de ventilator draait. Op de ventilator staat
de juiste draairichting aangegeven met een pijl.
- De draairichting van ventilatoren en compressoren
wordt gecontroleerd aan het eind van de leidingtest.
Ze moeten daarom allemaal of verkeerd om draaien
of allemaal juist.
LET OP: Een compressor die in de verkeerde richting
draait, werkt niet.
- Draait de ventilator in de verkeerde richting (de juiste
richting wordt getoond in afbeelding nr. 27), sluit
dan de stroomtoevoer
naar
de hoofdschakelaar in het gebouw, verwissel twee fasen
en herhaal de voorgaande procedure.
- Sluit alle stroomonderbrekers en schakel de stroom van
de unit in, verwijder de brugverbinding op aansluiting J14,
als deze is aangebracht.
- Als nu slechts één van de onderdelen in de verkeerde
richting draait, schakelt u de stroom uit met de
scheidingsschakelaar van de unit (indien aanwezig)
en verwisselt u twee van de fasen van het onderdeel
op het aansluitblok in het elektrische paneel.
- Controleer of de hoeveelheid stroom die wordt gebruikt,
overeenstemt met de waarde op het typeplaatje. Doe dit
met name voor de toevoerventilator (kijk op pagina 34).
- Als de metingen aan de ventilator buiten de specificaties
vallen, wijst dit gewoonlijk op een overmatige luchtstroom.
De levensduur en de thermodynamische prestaties van
de unit worden hierdoor negatief beïnvloed. Er is dan ook
een groter risico dat water in de unit binnendringt. Zie het
hoofdstuk "Balanceren van de luchtstroom" voor het
oplossen van dit probleem.
Bevestig nu de manometers op het koelcircuit.
Afb. 34
BALTIC_WSHP-IOM-0909-D
de
magneetschakelaar
de
machine
af
TESTS UITVOEREN
Start de unit in de koelingsmodus
niet
met
Thermodynamische waarden op manometers en veel
voorkomende omgevingsomstandigheden.
Er worden hier geen nominale waarden gegeven. Deze
hangen namelijk af van de omstandigheden zowel binnen
als buiten het gebouw. Een ervaren koeltechnisch
ingenieur zal echter wel een abnormale werking van
de machine kunnen vaststellen.
Veiligheidstest
- Controleer de luchtdrukschakelaar (indien aanwezig) op
de conditie "vuil filter": Varieer het setpoint (pagina 3413
van de DS50) wat betreft de luchtdruk. Kijk hoe
de CLIMATIC™ daarop reageert.
- Dezelfde procedure kan worden gebruikt voor de detectie
van een "Missing Filter" (Ontbrekend filter) (menupagina
3412) of voor "Air Flow Detection" (Luchtstroomdetectie)
(menupagina 3411).
- Controleer de rookdetectiefunctie (indien gemonteerd)
- Druk op de testknop om de Brandmelder te controleren
(indien gemonteerd).
- Koppel de stroomonderbrekers van de condensor-
ventilatoren los en controleer de hogedrukonderbrekings-
punten op verschillende koelcircuits.
Omgekeerde draaitest
Deze test is bedoeld om de goede werking van vierweg
omschakelkleppen van omkeerbare warmtepompsystemen
te controleren. Start de omgekeerde werking door de
koude en warme drempeltemperaturen bij te stellen
afhankelijk van de binnen- en buitencondities op het
moment van de test (pagina 3320).
HOGEDRUK-
AANSLUITCIRCUIT N°2
LAGEDRUK-
AANSLUITCIRCUIT N°2
Afb. 35
Pagina 41