VERWARMING: MODULERENDE GASBRANDER
Controle van de injectiedruk bij lage warmte
• Schakel de regelaar naar Lage warmte
•
Controleer de uitlaat druk en stel deze, indien nodig,
bij tot 1,5 mbar (G20) of 2,25 mbar voor Groningen-gas
.
(G25) (afbeelding 85)
• Na het aanpassen van de lage warmte, moet u de hoge
warmte opnieuw controleren
• Plaats de stoppers opnieuw en sluit de drukpoorten.
Afb. 84
• Na het aanpassen van de lage warmte, moet u de hoge
warmte opnieuw controleren
• Plaats de stoppers opnieuw en sluit de drukpoorten.
BALTIC_WSHP-IOM-0909-D
Tabel met drukaanpassingen voor elk type gas (mbar)
Doormeten gasafsluiter
• Controleer deze waarden met een ohmmeter.
Afb. 85
• Supply
Categorie
pressure
20,0 +/- 1
G20
G25
25,0 +/- 1,3
G31
N.v.t.
2,90 kΩ
Injectie-
Injectie bij
minimum
hoge
lage warmte
warmte
1,5 +/- 0,03
8,4 +/- 0,2
2.25 +/- 0,05
12,3 +/- 0,2
N.v.t.
N.v.t.
Afb. 86
1,69 kΩ
Pagina 103