3‐26
Installatie
P/N 7179798A02
Werkwijze:
OPMERKING: De stappen 4-11 beschrijven de installatie van aanvullende
regelaars, iFlow-modules en pistoolbesturingskaarten. Als uw console een
oneven aantal pistolen heeft, kunt u deze stappen overslaan.
1. Wanneer voor toevoeging van pistolen ook nieuwe iFlow-modules aan de
console moeten worden toegevoegd, zet dan de luchttoevoer naar de
console uit en trigger een van de pistolen om de luchtdruk uit de console
af te laten.
2. Schakel het poedercoatingsysteem uit. Zet de hoofdschakelaar uit en
breng een blokkeerbeveiliging aan, zodat het systeem en de
iControl-consoles niet onder spanning kunnen komen.
3. Installeer de nieuwe spuitpistolen in de cabine en de poederpompen aan
de toevoerhoppers of aan het toevoercentrum. Monteer de
poedertoevoerslang tussen de pompen en de pistolen.
4. Installeer de nieuwe iFlow‐module(s) op het achterpaneel; gebruik de
meegeleverde bevestigingen. Controleer of de modulepakking goed
afdicht tegen het paneel.
OPMERKING: Modules moeten van bovenaf naar beneden en van links
naar rechts worden geïnstalleerd.
5. Sluit de nieuwe modules aan, samen met de nieuwe
CAN-netwerkbedrading. Raadpleeg de iControl‐schema's voor
bedrading en perslucht voor de eisen aan bedrading en aansluitingen.
6. Haal de bedrading voor netwerkafsluiting los van de laatste oude module
en sluit deze aan op de laatste nieuwe module.
7. Wanneer een nieuwe regelaar wordt geïnstalleerd, monteer deze dan op
de eerstvolgende beschikbare bevestigingssteun vanaf de bovenkant en
op de rechterbinnenkant.
8. Gebruik 12‐mm slang om de regelaar te verbinden aan een ongebruikte
aansluiting op het persluchtverdeelblok; dit is op het achterpaneel
gemonteerd, nabij de onderkant van de console.
9. Sluit de iFlow-modules met 10‐mm slang aan op de regelaar.
10. Stel de netwerkadressen van de iFlow‐module in zoals beschreven op
pagina 3‐4.
11. Installeer de nieuwe pistoolbesturingskaarten in het kaartenrek, begin bij
de eerste open sleuf. De kaarten worden van links naar rechts
geïnstalleerd.
12. Installeer de aansluitbussen voor de pistoolbesturingskabels in het
achterpaneel, begin met de eerste ongebruikte uitbreekbare doorvoer in
de rij aanwezige aansluitbussen voor pistoolbesturingskabels. Sluit de
bedrading aan op de aansluitbussen voor pistoolbesturing. Gebruik de
bestaande kabelinstallaties als richtlijn.
13. Sluit de pistoolkabels aan op de nieuwe kabelaansluitbussen, zoals
beschreven op pagina 3‐20.
14. Sluit 8‐mm blauwe en zwarte luchtslang aan vanaf de transportlucht- en
verstuivingsluchtkoppelingen aan de flowmodule naar de nieuwe
poederpompen, zoals beschreven op pagina 3‐21.
15. Sluit 4‐mm luchtslang aan vanaf de pistoolluchtkoppelingen aan de
flowmodule naar de nieuwe spuitpistolen, zoals beschreven op pagina
3‐21.
E 2011 Nordson Corporation