3‐16
Installatie
iControl-console naar netwerkinterfacekast
Ethernetschakelaar naar externe apparatuur
P/N 7179798A02
Sluit de 3/4 in. buigzame leiding aan op de netwerkinterfacekast, als dat nog
niet is gebeurd. Haal de in de leiding gebundelde ethernetkabel door naar
een ongebruikte poort in de ethernetschakelaar. Het andere uiteinde van de
kabel wordt op de iControl PC-ethernetkaart aangesloten.
OPMERKING: Er bestaan twee typen ethernetkabel, T568‐A en T568‐B.
Het kabeltype is bepalend voor de manier waarop aan beide kabeluiteinden
de kabels worden bedraad. Beide kabeltypen kunnen in het
iControl-systeem worden gebruikt. Elke uiteinde van de kabel moet met
dezelfde bedradingswijze worden afgesloten.
Raadpleeg het hoofdstuk Onderdelen voor 100‐ of 300‐foot T568‐B Ethernet
CAT 5e kabels. Gebruik deze kabels om de ethernetschakelaar in de
netwerkverdeelkast aan te sluiten op de ethernetbesturingen in de
verdeelkasten en bedieningspanelen.
1. Meet de benodigde lengten plus voldoende vrije lengte aan beide
uiteinden, zodanig dat u de kabels kunt doortrekken in de verdeelkasten
en ze vervolgens kunt aansluiten aan de afsluitmodules of de RJ-45
stekkers.
2. Knip de kabels op lengte, laat aan één uiteinde een RJ-45 stekker zitten.
3. Haal de afgeknipte uiteinden van de kabels door de flexibele leidingbuis
heen, vanaf de netwerkinterfacekast naar de verdeelkasten of de
bedieningspanelen.
4. Sluit in de netwerkinterfacekast de kabels aan op de
ethernet-schakelaar.
5. Sluit bij de verdeelkasten of bedieningspanelen de kabels op een van de
volgende manieren af:
S
Elke verdeelkast of bedieningspaneel bevat een afsluitmodule en een
hulpkabel. Installeer de afsluitmodules aan het uiteinde van de
kabels zoals beschreven in Afsluitmodules aansluiten aan
ethernetkabels op pagina 3‐17; gebruik de hulpkabels vervolgens om
de afsluitmodules aan te sluiten aan de ethernetbesturingen.
S
Installeer RJ‐45 stekkers aan de kabeluiteinden zoals getoond in
Afsluitrichtlijnen voor ethernet op pagina 3‐19 en koppel de kabels
aan op de ethernetbesturingen.
OPMERKING: Het is verstandig om alle kabels te controleren met een
ethernet-doorgeleidingtester voordat de kabels worden aangesloten. Zie
Problemen en oplossingen voor de testprocedures.
MAC-adressen
Noteer het MAC-adres en de apparaatfunctie voor elke ethernetbesturing in
de verdeelkasten en bedieningspanelen. Noteer voor de in/uit verstellers de
locatie (linksvoor = GM1, rechtsvoor = GM2, linksachter = GM3, rechtsachter
= GM4). De MAC-adressen staan op de stickers van de besturing, met de
notatie 0:30:DE:0:33:C8.
U hebt de MAC-adressen nodig wanneer u het netwerk configureert via de
iControl-bedieningspaneel. Raadpleeg de handleiding bij het
iControl-bedieningspaneel voor instructies.
E 2011 Nordson Corporation