De fabrikant heeft dit hulpmiddel in het assortiment.
Neem contact op met onze servicedienst voor reserveonderdelen
9) de tweede persoon moet buiten de wagen blijven en ter beschikking staan van de werknemer die zich erbinnen
bevindt, om hem de gebruikelijke hulp te verlenen en in geval van een ongeval hulpverleners te waarschuwen.
10) als er een kraan of hefapparaat wordt gebruikt om een zwaar voorwerp uit de bak te verwijderen (b.v. een
vijzel), moet de operator die zich in de bak bevindt, nadat hij het heeft vastgehaakt, de mengbak verlaten, omdat
onverwachte schommelingen of het losraken van de last tot fatale gevolgen kunnen leiden.
2.2.8 Normaal gebruik
Onder normaal gebruik wordt verstaan het gebruik waarvoor de machine is gebouwd, zoals beschreven in
paragraaf 2.2
Elk redelijkerwijs voorzienbaar verkeerd gebruik van de machine, zoals bedoeld in de subparagraaf 2.2.1, dient
te worden vermeden.
De gebruiker moet een geschoolde operator zijn, zoals beschreven in paragraaf 1.7 en moet met name:
•
de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen dragen (veiligheidsbril,
gehoorbeschermers, handschoenen, goed aansluitende overall zonder uitsteeksels,
veiligheidsschoenen);
•
controleren of de mengwagen en de tractor onbeschadigd zijn en naar behoren functioneren;
•
controleren of de veiligheidsafschermingen op de wagen en de tractor intact zijn en naar
behoren functioneren, met name die op de transmissieas
•
controleren of de pin van de trekhaak op de tractor geblokkeerd is met de verplichte veiligheidspal;
•
aan het begin van elke dienst controleren of de noodknoppen op de wagen naar behoren werken;
•
de machine tijdens het draaien in de gaten te houden;
•
Het is ten strengste verboden de draaiende machine te verlaten.
•
controleren of er geen onbevoegde personen in het werkgebied aanwezig zijn;
•
tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden de enige gebruiker van de machine zijn;
•
geen gedrag vertonen dat de veiligheid van mensen, dieren en voorwerpen in gevaar kan brengen;
•
de rijsnelheid aanpassen aan de eigenschappen en de helling van het terrein;
•
op besneeuwd of bevroren wegdek of als er om andere redenen sprake is van verminderde grip
op het terrein, de rijsnelheid verminderen, een langere remweg in acht nemen en de stabiliteit
in de gaten houden;
•
vermijden om de wagen op een andere manier te laden;
•
niet op de wagen klimmen, maar deze alleen betreden via de daarvoor bestemde treden of treeplanken;
•
voorkomen dat er zich tijdens de werking van de machine iemand achter of naast de wagen
bevindt, met name tijdens het gebruik van de frees.
De zijkanten van de kuilvoergoot, verhoogde punten ten opzichte van de wagen (bijvoorbeeld
aangrenzende goten die vol zijn), de wanden van de goten zelf, en hooischuren en silo's zijn
zeer gevaarlijke plaatsen, omdat er risico bestaat op wegschietende voorwerpen, op vallen
van hoogte (ook in de wagen die in bedrijf is!) en op meegesleurd worden in de draaiende frees,
wat tot ernstig letsel of de dood kan leiden;
•
vóór het begin van de werkcyclus de voorbereidende werkzaamheden voor de te laden
producten uitvoeren, zoals het verwijderen van de folie of het bindtouw van de balen of de
beschermfolie van de kuilvoergoten.
Als dit tijdens de cyclus wordt gedaan, ontstaat er een potentieel gevaarlijke situatie omdat de
wagen in bedrijf kan blijven en de gebruiker zich boven de wagen kan bevinden, met de
in het vorige punt beschreven gevolgen;
•
het in gang zijnde mengproces alleen via de voorste openingen of de achterruit inspecteren,
zonder op de machine te klimmen;
•
de wagen na de werkcyclus met alle onderdelen in stilstand, in een veilige, stabiele en
geblokkeerde stand parkeren.
NL
22