7.38 Storingen - controles en oplossingen
Storingen
Het weegsysteem
functioneert niet
De losband is
geblokkeerd
Het freesframe beweegt niet bij
het activeren van het omhoog of
omlaag brengen
Het mengproces duurt langer
dan normaal, de tractor wordt
geforceerd
De transmissie van de machine is
luidruchtiger dan normaal.
De ontkuilingsfase is lang en
problematisch.
De centrale vijzel draait alleen als
de grondfrees draait en omgekeerd
niet.
De vijzels draaien niet.
NB: Als het niet lukt om de storingen te verhelpen of als er andere storingen optreden, neem dan contact op met het
servicecentrum.
NL
108
Controles en oplossingen
Controleer of de noodknop niet is ingeschakeld (zoals beschreven).
Raadpleeg voor de storing de handleiding van het weegsysteem.
Controleer de spanning van de band.
Controleer de interne reiniging van de band.
Controleer of het kraantje op de cilinder (links) open staat.
Controleer de daalsnelheid aan de hand van de ledlampjes op het
bedieningspaneel en verhoog de snelheid als deze te laag is.
Probeer het frame weer omhoog te krijgen en breng het langzamer omlaag.
(de olie kan koud zijn, waardoor de veiligheidsklep in de cilinders sluit).
Controleer bij stilstaande machine en van de tractor losgekoppelde cardanas
de scherpte van de op de vijzel gemonteerde messen.
Als deze versleten zijn, moeten zij worden vervangen.
Controleer bij stilstaande machine en van de tractor losgekoppelde cardanas
of alle aan belasting onderhevige delen gesmeerd zijn.
Controleer of de routine-onderhoudscyclus is uitgevoerd.
Controleer het oliepeil in de tandwielkasten.
Controleer bij stilstaande machine en van de tractor losgekoppelde cardanas
of de kettingen zijn afgesteld en gesmeerd.
Controleer bij stilstaande machine en van de tractor losgekoppelde cardanas
of de op de freesrotor gemonteerde messen niet gebroken of versleten zijn.
Als deze versleten of gebroken zijn, moeten zij worden vervangen.
1 Controleer de afstand tussen de twee polen van de nabijheidssensor. Als
deze langer is dan 5 mm, moet hij worden bijgesteld.
2 Controleer het elektrische systeem, de leidingen en de nabijheidssensor.
1 Controleer de status van het ledlampje in de connector
van de elektroklep
AAN - voer de hydraulische en mechanische controles uit.
UIT - controleer het elektrische systeem.
2 Controleer de druk die direct op de aansluiting van de verdamper staat. Als
deze lager is dan 30 bar, moet deze worden gereinigd en eventueel moet het
maximum van de elektrohydraulische klep (reserveonderdeel nr. 99055104)
worden afgesteld.
C
(C):