8. Gebruik van de machine voor de-
monstratieve doeleinden
8.1 Definitie van gebruik voor demonstratieve doeleinden
Met gebruik voor demonstratieve doeleinden wordt bedoeld:
1) Statisch gebruik (uitstalling in showrooms, op beurzen en tijdens evenementen)
2) Dynamisch gebruik (demonstraties, tests, vergelijkend onderzoek)
Dit gebruik kan bijzonder gevaarlijk zijn omdat de machine wordt blootgesteld aan contact met gewone mensen,
die niet of nauwelijks zijn voorbereid op de restrisico's van deze machine en van machines in het algemeen.
Het risico kan nog groter worden door de feestelijke en ontspannen sfeer die kenmerkend is voor evenementen,
wat betekent dat er meer voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen dan bij het beoogde operationele
gebruik.
De verantwoordelijkheid hiervoor berust volledig bij de organisator van de demonstratie en bij de operator die
de machine op dat moment bedient.
Alle getroffen voorzorgsmaatregelen moeten echter worden beoordeeld en goedgekeurd door de veiligheids-
verantwoordelijke van het evenement.
8.1.1 Statisch gebruik voor demonstratieve doeleinden
Het verdient altijd de voorkeur het gebied af te bakenen en de machine alleen te laten betreden door meerder-
jarige personen, die door een geschoolde operator worden begeleid.
Zorg ervoor dat de machine aan de volgende voorwaarden voldoet:
1) uitgeschakeld;
2) horizontaal geparkeerd, op een vlakke en niet gladde ondergrond, geblokkeerd met keggen onder de
wielen en de eventuele parkeerrem aangetrokken;
3) schoon en zonder met olie of vet bevuilde oppervlakken, wat zou kunnen leiden tot uitglijden of ver-
ontreiniging;
4) met alle afsluitkleppen van de hydraulische olie gesloten;
5) met alle bewegende delen (freesarm, schraper, enz.) rustend op de grond of, indien boven de grond,
geblokkeerd door afstandsbussen op de cilinders (zie hfdst. 6.13 - 7.5 - 7.6) of onbuigzame steunen;
6) met gesloten deuren of, indien zij geopend zijn, beschermd door een barrière met een drukweerstand
van meer dan 500 N;
7) met alle afschermingen en behuizingen gesloten en vergrendeld;
8) met de messen en alle andere scherpe of potentieel scherpe uitsteeksels die zijn gemarkeerd en be-
schermd door passende, niet-verplaatsbare afschermingen (stootkussens, hoekbeschermers, enz.;
9) met een trap die niet kan worden betreden.
De veiligheidsbeoordelingen met betrekking tot het gebruik van treeplan-
ken of trappen vallen onder de verantwoordelijkheid van de exposant.
NL
113