2. .2 Aanvullende montagewerk-
zaamheden
Het verdient aanbeveling om voor het vuilfil-
ter en na de regelaar een handbediende af-
sluiter in te bouwen, om de installatie voor
reinigings- en onderhoudswerkzaamheden
en bij langere bedrijfsstilstanden te kunnen
afsluiten.
Ter controle van het ingestelde setpoint ver-
dient het aanbeveling, in de buurt van de
sensor een thermometer te monteren, die in
het te regelen medium steekt.
2.2 Inbouw van de temperatuur-
sensor
De inbouwpositie van de temperatuursensor
type 2430 K is willekeurig. ij tensiesensor
type 2430K-3 moeten de instructies in het
bijbehorende inbouw- en bedieningsvoor-
schrift worden aangehouden.
De sensor moet over de gehele lengte in het
te regelen medium zijn ondergedompeld.
De inbouwplaats moet zodanig worden ge-
kozen, dat oververhitting en merkbare dode
tijd niet kan optreden. Op de inbouwplaats
moet een inlasmof met G 1/2 resp. G 3/4
binnendraad worden gelast.
Stopbuspakking of dompelhuls in de inge-
laste sok monteren. Sensor inschuiven en
met klemschroef vastzetten.
Opgelet:
Om corrosieschade te voorkomen moet er
bij de inbouw van de sensor of de dompel-
huls op worden gelet, dat alleen gelijksoorti-
ge materialen worden gebruikt.
Zo moet voorkomen worden dat in een
warmtewisselaar uit RVS een temperatuur-
sensor of dompelhuls uit een legering wordt
toegepast. In dat geval moet voor de sensor
een RVS dompelhuls worden gebruikt.
2.2. Verbindingsbuis
De verbindingsbuis moet zodanig worden
gelegd, dat geen mechanische beschadigin-
gen kunnen optreden. De buigradius mag
niet kleiner worden dan 50 mm. De overtol-
lige lengte van de verbindingsbuis moet in
een ring worden opgerold. In geen geval
mag deze worden geknikt of ingekort.
Aan de verbindingsbuis mogen geen grote
temperatuurvariaties optreden.
nbouw
B 2172 NL
7